Het drama van De Punt

Air Mata Kebenaran
Het drama van De Punt

Door Jan Beckers
In samenwerking met Junus Ririmasse
Terwijl de Nederlandse jongeren in de jaren ’70 de luxe hadden zich massaal af te zetten tegen ouders, kerk en staat, waren de Molukse jongeren juist meer dan trouw aan hun ouders, kerk en de nog maar kort bestaande vrije Republiek Maluku Selatan. En terwijl de Nederlandse jeugd opgroeide in de ongekende naoorlogse economische vooruitgang met een keur aan nieuwe vrijheden, brachten zij hun jeugd in afgelegen barakkenkampen door als de zonen en dochters van de ongeveer 4000 KNIL-militairen die zich, sinds hun komst begin jaren ’50, er geleidelijk steeds pijnlijker van bewust werden dat het tijdelijk verblijf dat de Nederlandse regering hun in het vooruitzicht had gesteld, wel eens als permanent bedoeld zou kunnen zijn.
Het is de absurditeit van hoe op een kwade dag een hele bevolkingsgroep uit een ander werelddeel tegen hun wil naar een vreemde omgeving wordt overgeplaatst, waar ze plots beseffen slachtoffer te zijn van internationale machtspolitiek. De Molukse jongeren zagen de frustratie, het lijden en het verdriet van hun ouders. Ze zagen de hutkoffers onder de bedden staan, klaar voor een terugkeer naar het vrije vaderland, een terugkeer die maar niet kwam.
Hoe is het mogelijk dat de Nederlandse regering ooit heeft kunnen denken dat 4000 strijdbare militairen die sinds 1830 van generatie op generatie in het KNIL dienden, zich hier bij hun lot neer zouden leggen? En dat die strijdbaarheid niet op hun kinderen zou overgaan? Daar bovenop kwam nog eens het onrecht dat hen in Nederland werd aangedaan. Een niet aflatende reeks vernederingen die al direct na aankomst in Nederland begon met het ontslag uit militaire dienst, gevolgd door onder andere het gedwongen aanvaarden van de zelfzorgmaatregelen, het neerschieten van negen Molukse mannen in kamp Westkapelle in 1956 en de ongekend gewelddadige ontruiming van kamp Vaasen in oktober 1976. Kortom, ze zagen zich geconfronteerd met een totale ontkenning van hun bestaan als onafhankelijk volk.
In deze sfeer besluiten Molukse jongeren in de jaren ’70 tot acties over te gaan in een wanhoopspoging het onrecht dat hun ouders is aangedaan onder internationale aandacht te brengen, gepaard met een gerechtvaardigde proclamatie van hun vaderland. Zij zagen zichzelf als vrijheidsstrijder en waren bereid de consequenties van hun acties te aanvaarden. Ze beseften dat dat niet slechts een langdurige gevangenisstraf, of in het geval van De Punt eventueel een levenslang verblijf in een Afrikaans land betekende, maar ook de dood schrok hen niet af.
De negen Molukse jongeren in het bezit van een paspoort voor staatlozen voerden de treinkaping in 1977 bij De Punt uit als onderdeel van een vrijheidsstrijd op vreemd grondgebied en beschouwden het dan ook niet als een daad van ‘terrorisme’. Ook omdat zij vanaf het begin hadden besloten geen gijzelaars te doden en indien nodig alleen hun eigen leven te offeren. Hun actie was niet tegen de levens van onschuldige burgers gericht en moet daarom worden omschreven als ‘politiek gewelddadig activisme’, waarbij het gebruik van geweld doelbewust zodanig beperkt blijft dat er geen doden bij vallen. En er hoeft geen twijfel over te bestaan dat dit ook voor de actie bij De Punt gold.
Dick de Jong, hoofd justitiële dienst van de rijkspolitie district Overijssel, werd ingezet als Leider Plaats Delict en luisterde in die functie alle geluidsbanden van de gesprekken in de trein af. Hierover vertelt hij: ‘Er waren geen aanwijzingen in de afgeluisterde gesprekken dat er geweld gebruikt zou worden. Er werd zelfs, dat staat mij nog bij, lacherig overgedaan tussen de kapers en de gegijzelden. De stemming in de trein was niet verkeerd, nee. We hebben er, ook uit wat we van de gesprekken in de trein hadden gehoord, nooit echt rekening mee gehouden dat het zou gebeuren, het executeren van mensen. Ze riepen het wel, maar dat was een spelletje. Wat ik al zei: er werd lacherig overgedaan, ook aan de kant van de gijzelaars van zowel in de trein als de gijzelaars die toen voor even buiten werden neergezet. Daar hadden wij toen al het gevoel dat het alleen maar dreigen was en dat het niet zou gebeuren. Er waren geen aanwijzingen in de afgeluisterde gesprekken dat er beslist wat zou gebeuren.’ De Nederlandse regering besluit toch tot een zeer gewelddadige aanval op de trein. Daarbij komen acht mensen om het leven. Zes kapers en twee Nederlandse gegijzelden worden gedood door munitie uit wapens van de militairen.

IN DE TREIN
Wat er zich na de binnenkomst van de mariniers exact in de trein heeft afgespeeld is tot op de dag van vandaag onopgehelderd gebleven. Al snel deden er verschillende mythes de ronde en niet in de laatste plaats aangewakkerd door de verslagen in niet serieus te nemen tijdschriften en kranten, die foto’s publiceerden van met kogels doorzeefde kledingstukken van de kapers. Er werd echter niet bij vermeld dat die kleding op het moment van de aanval niet gedragen werd, maar onder het bagagerek en op andere plaatsen aan haakjes hing. De meeste kapers waren gezien het vroege ochtenduur nog gekleed in pyjamabroeken of slechts een onderbroek met t-shirtje zoals Hansina Uktolseja. De dood van alle acht slachtoffers is niet gelijkwaardig onderzocht, althans niet voor wat het onderzoek in de trein betreft. In eerste instantie verzocht de officier van justitie te Assen het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk om de dood van de twee omgekomen gegijzelden, Rien van Baarsel en Ansje Monsjou, te onderzoeken.
In een interview zegt de heer C. van Brakel, in die tijd hoofd van de afdeling wapens, explosieven, werktuigsporen en motorvoertuigen: ‘De toenmalige directeur van het Gerechtelijk Laboratorium heeft mij gevraagd of ik als coördinator daar op zou willen treden voor het laboratorium. Samen met de technische recherche hebben we geprobeerd het een en ander te reconstrueren. Onze opdracht bestond er hoofdzakelijk uit hoe- en door wie het meisje Monsjou en de man, Van Baarsel, om het leven zijn gekomen. De andere slachtoffers, de Zuid-Molukkers, kwamen eigenlijk niet zo aan bod. Er zijn mariniers geweest en men weet hoe zij omgekomen zijn.’
Van Brakel gaat niet in op het verzoek om binnen 24 uur met een definitieve conclusie te komen. Volgens hem is een gedegen onderzoek binnen zo’n korte tijd ondoenlijk. Uiteindelijk werkt hij met drie leden van het rechercheteam van de rijkspolitie Groningen vanaf maandag 13 juni een week lang dagelijks in de trein. De aanwezige rechercheur van de rijkspolitie Hitje Scholten bevestigt dit: ‘Ik weet nog dat ze heel veel haast hadden, dat onderzoek moest heel snel van Justitie, maar we zijn toch gewoon dwars gaan liggen en hebben gezegd: “Kijk, je hebt een keuze uit twee dingen, of je krijgt een proces verbaal dat aan alle kanten rammelt, of je moet geduld hebben en dan krijg je een gedetailleerd onderzoek. En wij als onderzoekers zijn voor het laatste en niet voor het eerste.” Dat heeft wel wat stof op doen waaien, maar wij hebben onze poot stijf gehouden.’ Op 15 juni zond de heer Witte, directeur van het Gerechtelijk Laboratorium, een korte en voorlopige conclusie aan de opdrachtgever, de officier van justitie te Assen, met onder meer de vermelding dat Ansje Monsjou is overleden door kogels van het kaliber 7.62 met puntige stalen kernen, afkomstig uit wapens van de mitrailleurschutters.
Over de dood van Rien van Baarsel kon toen nog niet meer gezegd worden dan dat hij door zes kogels was getroffen, waarvan er één in het lichaam is teruggevonden: een 9 mm para. Hiervan kon worden vastgesteld dat deze niet afkomstig was uit een wapen van de kapers. De andere kogels waren dwars door het lichaam gegaan. Op 3 augustus werd Van Brakel door justitie te Assen gevraagd onderzoek te doen naar ‘de projectielen c.q. restanten daarvan die aangetroffen zijn in de lichamen van de slachtoffers.’ Nu ging het om alle in de trein overledenen. Dit onderzoek heeft Van Brakel op 3 januari 1978 voltooid en onder ede getekend.
Opmerkelijk hierbij is dat Van Brakel wel de beschikking kreeg over de kogels en fragmenten daarvan, plus andere materiaaldeeltjes die in de lichamen aangetroffen werden. Ook kreeg hij alle wapens van de kapers, maar geen enkele van de mariniers. Van Brakel: ‘Wij hebben geen enkel wapen gehad van de mariniers. Niks. Het was een geheime operatie.’Later komen we nog uitvoerig terug op zowel zijn voorlopige, als uiteindelijke conclusie. Ook zullen de twee leden van de recherche der rijkspolitie ruim aan het woord komen: Hitje Scholten, toen wachtmeester 1ste klasse, en opperwachtmeester Jan Smit, die na het beëindigen van de aanval als een van de eersten de trein binnenging. Het derde lid van het rechercheteam, H. J. Bossink, is enige tijd geleden overleden.

MARINE COMMANDANT KLOPPENBURG
Marineofficier Ruud Kloppenburg was ten tijde van de belegering van de trein ‘overall commandant’ van de mariniers en had een verbindende rol tussen het crisiscentrum in Den Haag en de situatie ter plaatse. Hij was medeopsteller van het aanvalsplan. Wellicht ongewild geeft ook Kloppenburg toe dat er een gedeelte van wat zich binnen de trein heeft afgespeeld tot op heden volledig onbekend is. Op ons verzoek van 12 februari jl. om een interview reageert hij als volgt afwijzend: ‘Toch wil ik je graag mijn motivatie geven. Er is uiteraard heel veel interessante informatie over het onderwerp. Ik denk dat daarvan inmiddels wel zo’n 90% verschenen is in de verschillende media. Van deze 90% is een groot gedeelte juist en een klein gedeelte onjuist en uit de duim gezogen. Maar dan blijft er nog 10% over, waarover tot nu toe niet is gepubliceerd en dat is ongetwijfeld de informatie waarnaar je op zoek bent. Het gaat hier om (niet onbelangrijke) details die maar bij een heel kleine groep betrokkenen bekend zijn, niet in de laatste plaats bij mij. Het zijn soms ook details die het verschil kunnen maken tussen slagen en falen. Ik ben evenwel van mening dat mijn integriteit en loyaliteit (2 kernvoorwaarden van het Korps Mariniers) in het geding komen indien ik aan enige vorm van publicatie over deze details zou meewerken. Ook om operationele reden. Derhalve is het zo dat publicatie van de details onherroepelijk leidt naar de bron.’
Deze reactie bevestigt niet alleen ons vermoeden dat er onbekende feiten zijn, maar laat ook onverbloemd zien dat de korpsgeest prevaleert boven wat er nu daadwerkelijk is gebeurd tijdens een van de belangrijkste gebeurtenissen in de recente geschiedenis van Nederland en het Molukse volk in Nederland. Tevens rijst hieruit het vermoeden dat een aantal van de betrokken mariniers en tenminste één van de superieuren menen dat ze zich kunnen en mogen onttrekken aan de feiten van een militaire operatie die onder leiding en dus verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering werd uitgevoerd. Tenzij natuurlijk ook de regering op de hoogte is van die tien procent ongepubliceerde informatie. Opmerkelijk is ook dat Kloppenbrug zegt dat publicatie van de details onherroepelijk naar de bron zal leiden. Dat is ook zo. Maar of hierbij dezelfde bron wordt bedoeld als wij voor ogen hadden is zeer de vraag. De sporen in de trein, de kogels en fragmenten uit de lichamen van alle overledenen vormen de bron van ons onderzoek, aangevuld met getuigenverklaringen. Deze bron leidt naar degenen die verantwoordelijk waren voor die kogels en andere sporen. En dat is wellicht de bron die Kloppenburg bedoelt.

AUTOPSIERAPPORTEN EN FORENSISCH PATHOLOOG
Onder welke omstandigheden stierven de slachtoffers? Teneinde hier nader inzicht in te krijgen raadpleegden we de autopsierapporten van de arts patholoog anatoom dr. J.D. Elema en zijn collega arts patholoog anatoom dr. H.J. Houthof, beiden toentertijd verbonden aan de rijksuniversiteit van Groningen. De autopsies werden door hen uitgevoerd op last van de rechter commissaris strafzaken bij de arrondissements- rechtbank te Groningen. Rechercheur Hitje Scholten, die de autopsies bijwoonde en er foto’s van maakte, zegt dat beide artsen nog diezelfde dag om een uur of zeven in de ochtend met de autopsie begonnen en die rond negen uur in de avond voltooiden. Daar de rapporten in gedateerde taal zijn geschreven en vanwege de complexiteit voor een leek moeilijk toegankelijk zijn hebben we de heer F.R.W. van de Goot verzocht de oude rapporten te bestuderen en om te zetten in begrijpelijker Nederlands. Van de Goot is hoofd afdeling forensische pathologie bij Symbiant Pathology Expert Centre te Alkmaar in samenwerking met het forensisch bedrijf Verilabs te Leiden. Hij bestudeerde ook de autopsiefoto’s van alle slachtoffers . Daarnaast hebben we ook het definitieve rapport van het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk en de onderzoeksresultaten van de technische recherche rijkspolitie Groningen onder de loep genomen.

AANVALSGROEPEN EN BEWAPENING
Per overledene of situatie geven we aan uit hoeveel mariniers de aanvalsgroep bestond. Iedere groep werd aangevoerd door een eenheidscommandant die per headset in verbinding stond met Kloppenburg. Uit het aanvalsplan blijkt dat er per marinier één wapen gedragen werd; een uzi of een revolver Landmark 3. Per uzi-drager werden twee magazijnen met ieder 25 stuks 9 mm para patronen meegegeven. Degenen die een revolver hanteerden, beschikten ieder over twaalf stuks van de omstreden en bij verdrag van Genève 1948 verboden Hollow Point 5 patronen. Deze Hollow Point 5 patronen waren na verkregen toestemming afkomstig uit het depot van VB HKAZ oftewel de Van Braam Houckgeest Kazerne in Doorn. Deze voor militaire doeleinden verboden zware munitie die uitsluitend bedoeld is om te doden blijkt daar voorradig te zijn. Aan bijna alle ploegen is een ziekenverpleger bewapend met een pistool toegevoegd. Aanvalsgroep 1 word niet beschreven omdat die een gedeelte van de trein binnen ging waar zich niemand bevond.

Jan Beckers met dhr. J. Ririmasse.

Op deze foto zie je onafhankelijk journalist Jan Beckers met één van de kapers die het drama van De Punt overleeft heeft, dhr. oom Junus Ririmasse. Op de achtergrond de plek waar het allemaal gebeurde, De Punt.

DE SLACHTOFFERS
Hansina Fransina Uktolseja (8 september 1955 – 11 juni 1977)
Hansina krijgt te maken met aanvalsgroep 2 onder leiding van korporaal Rinus. De groep bestaat uit vijf man, van wie er vier een revolver dragen en één (korporaal Rinus) een uzi.
Hansina’s slaapplaats bevond zich ter hoogte van de stoelnummers 171 t/m 178, vier maal twee tegen over elkaar gelegen banken achter het balkon van de restauratiecoupé. Tijdens de beschieting door precisieschutters wist zij via dat balkon tot in de restauratiecoupé te komen. Deze bevat de stoelnummers 165 tot en met 144. Daarachter loopt langs de keukenwand een gangpad in een bocht naar rechts en vervolgens een bocht naar links naar het eind van de coupé. Daar werd zij in de hoek tegen de deuren van het volgende balkon aangetroffen. Haar lichaam lag in de lengterichting van de trein en met haar benen in de richting van de coupé.
In totaal werden er in het lichaam van Hansina veertig verwondingen gevonden, wat niet betekent dat zij door evenveel kogels is geraakt. In haar benen werden 19 verwondingen aangetroffen, waarvan het merendeel doorschoten van voor naar achter of van achter naar voor. Dat brengt het aantal schoten in de benen met ongeveer de helft terug, want bij een doorschot veroorzaakt één kogel twee verwondingen. Omdat het doorschoten waren, is niet vast te stellen om wat voor munitie het gaat, mogelijk de 9mm kogels uit een uzi. Opmerkelijk is dat deze schoten frontaal zijn afgevuurd en niet van opzij zoals te verwachten zou zijn bij treffers door vuur van buiten dat op de zijkant van de trein is gericht. Het is zeker niet ondenkbaar dat Hansina zich nog in staande positie bevond en haar benen onder haar vandaan geschoten zijn.
Ook aan beide armen en handen waren een groot aantal verwondingen, waarbij opvalt dat er in het autopsierapport bij deze verwondingen geen bloeduitstortingen worden vermeld. Dit kan erop duiden dat de schoten na het overlijden zijn toegebracht. Er is dan immers geen circulatie van het bloed meer, waardoor er ook geen verschijnselen van bloeduitstorting ontstaan. De verwondingen die een groot verlies aan bloed veroorzaakten, liggen dicht bij elkaar in de borst en belemmerden daardoor het ontstaan van bloeduitstortingen bij andere verwondingen. Deze verwondingen aan de borst zijn duidelijk bij leven opgelopen en veroorzaakten de dood. Ook is er een schotwond aan het hoofd, van het rechteroor naar het schedeldak, waarin een uitgebreide breuk zichtbaar is. Het autopsierapport vermeldt dat het niet waarschijnlijk is dat dit schot bij leven is toegebracht, omdat de wond daarvoor niet de benodigde hoeveelheid bloed vertoont. Wat betekent dat haar hart al stilstond en niet meer in staat was bloed naar het hoofd te stuwen. Uit het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium blijkt dat dit schot is toegebracht door revolvermunitie waarvan delen onder het schedeldak zijn aangetroffen.
Een schot in het hoofd met een revolver wordt met maar één doel afgevuurd: als een naschot of genadeschot om het slachtoffer te doden. Omdat er al een groot aantal andere verwondingen waren opgelopen, is het maar zeer de vraag of de schutter wist of het slachtoffer op dat moment reeds overleden was of dat hij veronderstelde dat zij nog leefde. Ook van twee andere verwondingen waarbij munitieresten in het lichaam zijn aangetroffen, stelt Van Brakel in zijn rapport vast dat dit naar grote waarschijnlijkheid revolverschoten zijn geweest. In een schouder worden munitieresten aangetroffen en in de rug een platgeslagen kogel. Maar er doet zich nog iets opmerkelijks voor. Tijdens het onderzoek in de trein wordt Van Brakel er door de inmiddels overleden Bossink op gewezen dat er ook weefsel van Hansina is aangetroffen aan de onderkant van het bagagerek ter hoogte van stoel 147. En dat is pakweg drie meter van de plaats waar zij uiteindelijk is gevonden. Over de aard van het weefsel heerst onduidelijkheid.
Dan zijn er nog twee schotwonden aangetroffen in de schaamstreek, ontstaan door schoten die volgens de oude versie van de autopsierapporten vanuit een wisselende lage positie zijn afgevuurd, terwijl Hansina op de grond lag. De verwondingen lopen in de lengterichting van de schoten door tot in de buikholte, wat tot de conclusie leidt dat de schutter zijn wapen vlak boven de vloer gehouden moet hebben en gericht tussen de benen heeft gevuurd. Ook hier vertonen de inwendige verwondingen niet het beeld dat de schoten bij leven zijn toegebracht, er zou dan meer bloed aanwezig moeten zijn.
De uitspraak van korporaal Rinus in een publicatie uit 2000 dat hij met zijn uzi een salvo op Hansina heeft afgevuurd terwijl zij op de grond lag, is niet in overeenstemming met de feiten. Geen van de drie onderzoekers in de trein heeft in de vloer onder Hansina kogelinslagen of andere sporen die daarop duiden aangetroffen. ‘Hoeveel kogels moeten er dan wel niet in haar lichaam zitten? Een uzi heeft een vuursnelheid van 600 kogels per minuut, dat is tien per seconde,’ zegt Van Brakel. Hij stelt vast dat Hansina door revolverschoten om het leven is gekomen en er geen resten van uzi-munitie in haar zijn aangetroffen. Bovendien, zo blijkt uit het aanvalsplan, mocht alleen aanvalsploeg 5 de uzi’s op automatisch hebben staan en gold voor alle andere ploegen de instelling: schot voor schot. Mocht zij toch door een uzi beschoten zijn dan hebben er meerdere schutters op haar gevuurd. Het autopsierapport eindigt met de conclusie dat Hansina ten tijde van de beschietingen van positie veranderd moet zijn. Maar dat kan ook betekenen dat er vanuit diverse posities en wellicht door verschillende schutters op haar is geschoten.
In het aanvalsplan staat onomwonden dat wanneer een kaper zich overgeeft de KG- procedure (krijgsgevangenen) moet worden gevolgd. Dit duidt erop dat men zich in de trein schijnbaar aan het militair recht te houden had. Het doden van gewonden is daarbij uitdrukkelijk verboden. En dat lijkt wel met Hansina te zijn gebeurd. Ook de bewering van korporaal Rinus in dezelfde publicatie uit 2000 dat hij een noisegranade in de coupé waarin Hansina verbleef, heeft gegooid, is bezijden de waarheid. De drie onderzoekers in de trein geven nadrukkelijk aan dat ze daar geen enkel bewijs voor hebben gevonden.

Matheus Tuny (28 december 1951 – 11 juni 1977)
Aanvalsgroep 3 bestaat uit vijf man onder leiding van eenheidscommandant Ruud (pseudoniem). Deze groep beschikt over drie uzi’s, twee revolvers en twee noisegranades.
Op het moment van de aanval liggen Matheus Tuny en Junus Ririmasse in een van de coupés van de eerste klas te slapen. Het vuur van zowel de precisie- als de mitrailleurschutters vliegt door de deuren van hun coupé heen. Junus springt meteen overeind en roept naar Matheus dat hij op de grond moet gaan liggen. Beiden worden al getroffen voordat ze goed en wel op de grond liggen en met zijn rug naar de richting van het vuur probeert Junus Matheus te beschermen.
Het rapport van Van Brakel vermeldt dat er een zevental kogels of fragmenten daarvan in het lichaam van Matheus zijn teruggevonden. Het betreft uitsluitend munitie van het kaliber 7.62 met stalen kernen, afkomstig uit de wapens van de mitrailleurschutters. Matheus heeft verwondingen aan benen, schouders, armen en borst, waarbij vooral de verwondingen aan de borst voor veel bloedverlies zorgden. Volgens het autopsierapport was er rond vrijwel alle verwondingen sprake van bloeduitstortingen: ‘Het is aannemelijk dat mede gezien de aard van het vaatletsel alle letsels min of meer gelijktijdig zijn opgelopen.’ De conclusie van het rapport luidt: ‘Bij Matheus Tuny was bloedverlies ten gevolge van meervoudig schotletsel de oorzaak van het intreden van de dood.’
Junus loopt een tiental kogelverwondingen op, waarvan er zich nog een aantal in het lichaam bevonden. Bij aankomst in het Academisch ziekenhuis in Groningen wordt een shock geconstateerd veroorzaakt door zowel uit- als inwendige bloedingen. Zijn medisch dossier vermeldt dat er schotwonden werden gevonden in de rechterschouder, de rechterbovenarm, de rechter thorax (tussen ribben en wervelkolom), in de buik, drie stuks in de rug, de linkerbil, de linkerelleboog en in het linkeronderbeen. Tussen het schaam- en zitbeen zat een kogel, die op 16 juni is verwijderd, en een tweede stak in de pleuraholte, het borstvlies tussen borstholte en longen, en werd net als de kogels in zijn rug bij aankomst in het ziekenhuis verwijderd. Op 1 augustus werd er een huidtransplantatie verricht op de bovenarm, alle andere wonden genazen na verloop van tijd vanzelf. Op 13 september werd nog een kogel die vlakbij de vaatzenuw van halswervelkolom naar de arm stak, verwijderd. Op 22 september werd Junus uit het ziekenhuis ontslagen. Marinier Ruud trof Matheus en Junus aan en hij ging in tegenstelling tot zijn collega Rinus en, zoals later zal blijken, eenheidscommandant Peeks, wel over tot arrestatie van de overlevenden.

Ronald Lodewijk Paulus Lumalessil (20 augustus 1957 – 11 juni1977)
Ronnie, zoals Ronald genoemd werd, krijgt met dezelfde aanvalsgroep te maken als Matheus en Junus. Samen met Andreas Abraham Luhulima verblijft hij in de coupé direct achter die van Matheus en Junus. Andreas wordt daar gearresteerd door marinier Ruud. Ronnie overlijdt ter plekke. Bij Ronnie werd een veertiental verwondingen aan armen, benen, romp en hoofd geconstateerd. Uit het rapport van Van Brakel blijkt dat een aantal in het lichaam aangetroffen kogels plat geslagen zijn, met name de kogels die in het linkerschouderblad en de linkerthorax werden aangetroffen. Hieruit valt op te maken dat dit geen kogels met stalen kernen zijn, die een hoge snelheid hebben en hun energie lang vasthouden.
Jan Smit, lid van het rechercheteam dat de trein onderzocht, vertelt, terwijl hij ons zo’n uit de trein afkomstige stalen kogel toont: ‘Deze kogels hebben het voordeel dat ze praktisch geen verwonding veroorzaken. Het is een klein kaliber met een puntige stalen kern. Hij volgt een kaarsrechte baan en heeft geen verwoestende werking. Het inschot is vaak even groot als het uitschot. Kijk, een normale kogel vervormt bij het inschot. Dan gaat hij draaien en krijg je een soort gehaktmoleneffect. Deze kogels met van die stalen punten gingen dwars door de trein en een lichaam heen. En sommige ook door de stalen palen naast de trein.’
Een platgeslagen kogel duidt eerder op lood. Bij andere verwondingen constateert Van Brakel ook loodfragmenten. Forensisch patholoog Frank van de Goot constateert een schotbaan vanaf het sleutelbeen omlaag door de rechter borsthelft tot aan het hart. Deze schotwond veroorzaakte veel bloedverlies en is dus bij leven opgelopen. Een tweede schotbaan liep door de hals met een uitschot hoog in het midden van de borst. Hiervan is uit het oorspronkelijke autopsierapport niet op te maken of er een bloeduitstorting bij is opgetreden.
Ten slotte wordt er een doorschot aan het hoofd geconstateerd. Deze baan verloopt van nabij de rechterkaakhoek tot midden op het achterhoofd, waar de kogel een rafelige uitschotwond veroorzaakte. De inwendige richting van de schotsbaan verloopt van rechtsvoor naar linksboven achter. Deze verwonding moet gezien de geringe bloeduitstorting zeer kort voor het intreden van de dood opgelopen zijn. De verwonding aan de borst is, afgaande op het grote bloedverlies dat daar plaatsvond, eerder toegebracht dan het schot door het hoofd.

Rien van Baarsel (16 december 1936 – 11 juni 1977)
Aanvalsgroep 4 onder leiding van eenheidscommandant Hans de Waal Malefijt.
Bestaat uit 12 man met 4 uzi’s, 7 revolvers, 1 pistool, 1 noisegrenade.

Hoe gedetailleerd en minutieus gepland het aanvalsplan ook leek, het bleek niet meer dan een monsterplan, waarbij het er vooral om ging in een zo kort mogelijk tijd zoveel mogelijk lawaai en geweervuur te genereren (son et lumière) in de ijdele hoop dat de gijzelaars zich op de grond zouden werpen en er bleven liggen. Men lijkt er totaal geen rekening mee te hebben gehouden dat er zich 51 gegijzelden in die trein bevonden die niet allemaal hetzelfde reageren op wat er volslagen onverwacht van buiten op hen afkomt. Het is beslist meer geluk dan wijsheid geweest dat het aantal slachtoffers onder de gegijzelden niet veel hoger is uitgevallen. Rien van Baarsel, die wegens zijn hyperventilatie meer ruimte nodig had dan in de herenafdeling beschikbaar was, verbleef met 15 vrouwen in het zogenaamde damesgedeelte van de trein. In publicaties van de overheid en andere media viel hem weliswaar de twijfelachtige eer te beurt dat hij als enige is gaan staan, maar de waarheid is anders.
Ook Hendrien Maat, die in de nacht voor de aanval op de stoelen nummer 106 en 107 sliep, is gaan staan: ‘Nadat die bom (noisegrenade) naar binnen was gegooid, ben ik ook gaan staan om de raampjes open te draaien. Je stikte bijna in die rook. Achteraf denk ik wel: dat had ik nooit moeten doen.’
Met Hermien Smits, die ook opstond, loopt het slechter af. Van op nog geen meter afstand wordt zij door twee schoten uit het wapen van een marinier getroffen. Tegen ons vertelt ze: ‘Ik heb hier gezeten (stoel 93) en tijdens de bevrijding raakte ik in paniek en wilde er uit. Bij de schuifdeuren stond een marinier die op mij schoot, tenminste ik zag zijn hand met een geweer om de hoek van de deur komen. Ik ben gewond geraakt aan mijn oog, net niet door het netvlies, en aan de zijkant van mijn schedel. Mijn hoofd lag open en er is een stukje van mijn schedel af. Ik heb nog steeds twee kale plekjes. Als ik er aan terugdenk, zie ik weer het geweer of wat het ook was en de lichtflitsen die eruit naar mij toe kwamen. Mijn vader heeft later nog contact gezocht met die marinier, maar die gaf te kennen mij niet te willen spreken. In Groningen ben ik aan mijn netvlies geopereerd en heb uiteindelijk twaalf dagen in het ziekenhuis gelegen.’
Rien van Baarsel sterft wel tijdens de aanval binnen de trein. Na veel geharrewar met justitie krijgt zijn weduwe uiteindelijk een uittreksel van het autopsierapport van haar man. Hierin staat dat hij door één ‘Molukse’ kogel om het leven is gekomen. De districtscommandant van de rijkspolitie te Drenthe, de heer Bergsma, bestaat het enige tijd later persoonlijk bij haar aan de deur te komen om haar de ‘waarheid’ te vertellen. Die ‘waarheid’ blijkt een nog grotere leugen dan de officiële verklaring van justitie: haar man zou geraakt zijn door vijf Molukse kogels en één marinierskogel, waarbij het onduidelijk zou zijn door welke kogel haar man om het leven is gekomen. Politicoloog Peter Bootsma concludeert in zijn in 2000 verschenen boek De Molukse acties: ‘De vraag wat voor kogel in het lichaam van Van Baarsel wellicht is achtergebleven, en daarmee samenhangend de vraag of de dood van Van Baarsel door een kogel uit het wapen van een van de mariniers is veroorzaakt, zal nooit beantwoord worden.’
Hiermee verbloemt Bootsma in feite dat hij nooit echt onderzoek naar de zaak heeft gedaan, maar klakkeloos aanneemt wat anderen en met name de mariniers hem hebben verteld, zonder dat op enigerwijze te verifiëren. Bootsma durft zelfs te schrijven: ‘Rudi gaat nu in het wildenweg om zich heen schieten, hij raakt de marinier die door zijn arm geschoten wordt. Marijke Drost raakt zwaar gewond doordat zij een aantal kogels in haar borst krijgt. En tenslotte word ook Rien van Baarsel geraakt, hij komt te overlijden.’ Men is er kennelijk van alle kanten op gebrand om op zijn minst één dode aan de Molukkers toe te schrijven. Maar de feiten vertellen een ander verhaal. Van Baarsel die op een meter afstand van Rudi stond, is omgekomen door zes kogels afgevuurd door één of meerdere mariniers. Rudi heeft geen enkele directe schuld aan de dood van Van Baarsel.
Het was een chaos in de damescoupé en uit alles blijkt dat de mariniers die zelf hebben veroorzaakt. Janneke Wiegers, die onlangs het boekje Dit is een kaping schreef, was ooggetuige: ‘Het was een hele chaos. Er werd van alle kanten geschoten. Van buiten af werd er op onze coupé geschoten, maar ook al hier binnen. Er werd constant door het gangpad gevuurd door de mariniers, terwijl Rudi nog helemaal niet in beeld was. Die was nog niet in onze coupé toen ze al begonnen te schieten.’ C. van Brakel van het Gerechtelijk Laboratorium maakte een reconstructie in de trein. Terwijl hij op een tekening de daarop aangegeven kogelbanen aanwijst, legt hij uit: ‘Van Baarsel had zes schotverwondingen en hier is hij dus aangetroffen. Wij konden vaststellen dat de kogels, die de rode banen vormen, van de mariniers kwamen en hier naar toe gegaan zijn. Je ziet wel dat Van Baarsel in die baan heeft gelopen.’
In een latere schriftelijke toelichting op het interview zegt Van Brakel: ‘Uit onderzoek van de kleding van Van Baarsel is gebleken dat rondom die kogelgaten in die kleding geen schotresten zijn aangetroffen. Het niet aantreffen van schotresten in kleding wijst erop dat het slachtoffer is beschoten van een afstand groter dan anderhalve meter. Gezien de geringe afstand tussen de standplaats van het slachtoffer en de loopmonding van de uzi van de kaper – mijns inziens aanzienlijk minder dan anderhalve meter – zijn de inschoten in de kleding van Van Baarsel niet veroorzaakt door projectielen uit de uzi van de kaper. Een tijdens de sectie uit het lichaam van Van Baarsel verwijderd projectiel is afkomstig van een pistoolpatroon 9 mm para. Vastgesteld kon worden dat deze kogel niet afkomstig is uit de uzi van Marcus R.L. (Rudi). Ook een bebloede 9 mm para kogel, gevonden op het gangpad tussen de stoelen 102/105 en 103/106, is niet uit die uzi afkomstig. Het geheel overziend ben ik van mening dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat Van Baarsel is getroffen door een kogel uit de uzi van Marcus R.L. Zeer waarschijnlijk is hij getroffen door meerdere kogels uit één of meerdere uzi’s van de mariniers.’
Wel constateert van Brakel dat Rudi op de mariniers heeft geschoten in de richting van de deuren waardoor zij binnenkwamen. Op de plaats waar Rudi stond zijn op de grond een dertiental hulzen uit zijn wapen gevonden en de op de tekening ingekleurde kogelbanen laten zien dat die hoofdzakelijk op de deuren gericht zijn waardoor de mariniers binnenkwamen. Ook constateert Van Brakel dat er kogelinslagen van mariniers zijn gevonden in de rugleuning van stoel 105 en in de tegenoverliggende wand van de damescoupé bij de stoelnummers 111/112. Hendrien Maat vertelt over wat er gebeurde vanaf het moment dat Rudi binnenkwam: ‘Rudi kwam door die deuren binnen (bij stoel 111/112) en je hoort nu nog wel eens dat hij zoveel mogelijks slachtoffers wilde maken. Nou, als hij dat had willen doen, had hij bij binnenkomst direct kunnen beginnen. Daar lagen twee mensen,’ Hendrien Maat wijst op de tekening, ‘en daar drie en wij waren hier met zijn drieën. Dus hij had gewoon in razend tempo nog links en rechts om zich heen kunnen schieten, daar heeft hij alle tijd voor gehad. Maar dat heeft hij niet gedaan. Nee, dat heeft hij niet gedaan. Max heeft altijd beloofd dat ons niets zou overkomen en dat heb ik tot het laatst toe geloofd.’
En Hendrien Maat vervolgt: ‘Nu lees ik in het boek van Bootsma dat Rudi geroepen zou hebben dat iedereen moest gaan staan. Maar als Rudi dat al geroepen zou hebben, denk je dat Van Baarsel dan gedacht heeft: ‘Nou, dan ga ik maar eens even staan?’ En het lijkt me onwaarschijnlijk dat die marinier De Waal Malefijt zou hebben gehoord dat Rudi dat riep, zoals in Bootsma staat. Er was zoveel lawaai, er werd van alle kanten op ons geschoten, er werd gegild en door megafoons geroepen dat we moesten blijven liggen. Dat kan gewoon niet, want Rudi kwam door deze deur binnen en de mariniers helemaal aan het eind van de coupé. Hoe kan je dat nou horen?’
Over het schot van Rudi dat Marijke Drost in haar borst raakte, zijn zowel Janneke Wiegers als Hendrien Maat het eens dat dit niet met opzet is gebeurd, maar in de verwarring die in de enorme chaos ontstond. Van Brakel benadrukt: ‘Rudi heeft maar één kant op geschoten, de kant van de marinier, behalve één schot en dat is hier terechtgekomen,’ hij wijst op de plek waar Marijke Drost zat, ‘maar daar is ook de inslag van die noisgrenade gevonden. Er zat een hele deuk, scheur zelfs, in de vloer.’
Janneke Wiegers bevestigt dat Rudi op het moment dat de noisgegrenade werd gegooid door de consternatie per ongeluk Marijke Drost trof.
Hermien Smits werd dus aan haar hoofd geraakt door twee marinierskogels, Van Baarsel werd door zes marinierskogels gedood, en de rest van de gewonde vrouwen werden geraakt door de enorme hoeveelheid splintertjes die de noisegrenade bij de ontploffing verspreidde. In het aanvalsplan staat zelfs dat het gebruik van een dergelijke granaat niet was toegestaan in een coupé met gegijzelden. Het lijkt erop dat de granaat in een wanhoopspoging om de veroorzaakte chaos te bezweren werd geworpen.
Kortom, in weerwil van alle publicaties en overheidslezingen pleiten al deze feiten Rudi Lumalessil vrij van de dood van Van Baarsel en het veroorzaken van het merendeel van de verwondingen die de vrouwen opliepen. Het is triest om te moeten constateren dat de mariniers die hun medewerking aan Bootsma verleenden, zijn kritiekloze houding volledig wisten te benutten. Rudi heeft zijn leven te danken aan het feit dat hij totaal van de kaart door wat er gebeurde tussen de banken van de gegijzelden op de grond is gaan zitten. Even later werd hij gearresteerd.

Ansje Monsjou (4 juni 1957 – 11 juni 1977)
In het Nationaal Archief bevind zich het Verslag van de commandant BBE korps mariniers m.b.t. De Punt en Bovensmilde. Het is gedateerd op 20 juni 1977, ondertekend door commandant majoor G. Rignaldus en gericht aan de commandant van het Korps Mariniers te Rotterdam. In dit verslag ‘behorende bij het Nood- en Initiatiefplan BBE-2 (alarmpeil) 8 juni’ staan de namen vermeld van de aanvalsgroepen en hoe ze bewapend waren. Ook is er een lijst onder de titel ‘Opponent: Aantal: 9. 8 mannen plus 1 vrouw’, gevolgd door een opsomming van de posities waar de kapers en de gegijzelden zich zouden hebben bevonden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat iedere positie voor een raam- of deurnummer staat. De posities zijn genummerd per raam en deur te beginnen bij positie1, de cockpitramen aan de noordkant (richting Groningen). Het raam van de cockpit aan de zuidkant (richting Assen) is positie nummer 51.
Het bijschrift luidt: Gegijzelden: Mannen 32 op posities 7 tot en met 13. Vrouwen: 15 op posities 16 tot en met 19.
Een eenvoudig rekensommetje leert dat volgens dit verslag 32 mannen en 15 vrouwen een totaal van 47 gegijzelden vormen, die zich in de coupés achter de genummerde treinramen bevinden.
Dan blijven er vier gegijzelden over. Die vinden we in het verslag terug als: Gemengde groep: 4 op positie 14. Positie 14 is portaal vier. Omdat er sprake is van een ‘gemengde groep’ mag er van uitgegaan worden dat het mannen en vrouwen betreft. In het rapport van Van Brakel staat dat hij Ansje Monsjou aantreft op positie 15. Het portaaltje achter de harmonicadeuren tussen de posities 14 en 15. Het is de plek waar de aanvalsgroep van Hans de Waal Malefijt binnenkomt, die met zijn 12 man sterke ploeg zowel naar links de mannenafdeling als rechts de vrouwenafdeling moet innemen. Hier is enige verwarring. Rosemarie Oostveen zegt in Bootsma dat ze met Ansje in het portaal direct achter de vrouwencoupé sliep en dat is positie 14. Zij verklaart dat Kees Huybrechts, die op positie 15 sliep, haar tijdens de beschieting door de harmonicadeuren naar de herencoupé loodste. Ansje liet zij achter.
Zeker is dat men tijdens de aanval op de hoogte was van het feit dat vier gegijzelden zich niet in de heren- of vrouwencoupé bevonden en dus in de portaaltjes sliepen. Toch is door de precisie- en mitrailleurschutters op beide portaaltjes het vuur geopend. Een hoog geplaatst persoon bij de betrokken marechaussee, die anoniem wil blijven, bevestigt: ‘Wanneer militairen een aanvalsplan hebben, zullen ze daar niet snel van afwijken. Een nieuw plan maken zal weer veel tijd kosten en als ze eenmaal ingesteld op de aanval zijn wijken ze daar niet van af.’

BESLUIT TOT AANVAL, WAARNEMINGEN
‘Op de avond van de 10de juni arriveerden wij omstreeks 23.00 h in het beleidscentrum te Assen alwaar dhr. van der Felz, Procureur Generaal, in onze aanwezigheid aan de leden van het beleidsteam de mededeling deed dat in overleg met de regering besloten was dat – onder de ontbindende voorwaarden dat geen relevante waar te nemen veranderingen in de locaties in de trein plaats zouden vinden – in de ochtend van zaterdag 11 juni te omstreeks 4.45 h het plan diende te worden uitgevoerd.’ Boven het stuk waaruit dit citaat afkomstig is, staat: Zeer Geheim. Het is een nota van het ministerie van Justitie en stafofficieren BBE. Het is ondertekend door W.F.K.J. Frackers. Andere namen die vermeld worden zijn directeur officier der rijkspolitie 1ste klasse, H.G.B. van de Breemen, majoor der mariniers en G.G.J. de Wit , kapitein der koninklijke marechaussee.
De nota vervolgt: ‘Vervolgens hebben wij ons begeven naar De Punt waar wij Leider Plaats Delict de directeur officier der rijkspolitie 3de klasse dhr. D. de Jong onze missie hebben toegelicht. Achtereenvolgens werden door ons vanaf 0.00 h tot 04.30 h de volgende waarnemingen grondig bestudeerd:
A – Waarneming BBE-K met helderheidsversterkers en Detachement KL met infraroodkijkers.’
Deze waarnemingen leveren volgens de nota op dat men: ‘uitermate goed op de hoogte was van de situatie in de trein en wel zodanig dat door ons aangenomen kon worden dat elke beweging werd opgemerkt en gevolgd. Elke beweging van zowel de gegijzelden als de terroristen werden nagenoeg de gehele gijzelingsperiode vastgelegd op zogenaamde bewegingsdiagrammen. Hier kon en kan worden gedestilleerd het bewegingspatroon gedurende dag en nacht van de gegijzelden en kapers.’ De nota vermeldt verder:
‘B – THERMO VISIE
Nog op vrijdag 10 juni konden wij dankzij bemiddeling van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium te Amsterdam en de optische industrie “Oude Delft” te Delft de medewerking inroepen van de Firma Pickers te Utrecht die beschikte over thermofotografie. Met die apparatuur kunnen op grote afstand temperatuurverschillen worden vastgelegd: In het geval van de trein kon met deze soort fotografie de aanwezigheid van één- of meerdere personen op bepaalde locaties worden bevestigd. Gedurende de hele nacht – voorafgaand aan de actie – werden met deze apparatuur – ook in ons bijzijn – opnamen gemaakt die alle zonder uitzondering het door andere waarnemingen veronderstelde beeld bevestigden. Een afdruk van de laatste opname, genomen om 4.52 gaat als bijlage hierbij.
C – AUDITIEVE WAARNEMING
Door middel van in de trein aangebrachte afluisterapparatuur werden de onder A en B genoemde waarnemingsresultaten auditief in sterke mate bevestigd.’
Door deze waarnemingen is het zeer onwaarschijnlijk dat men niet op de hoogte was van de slaapplaatsen van Ansje Monsjou en de drie anderen.
Getuigen bevestigen dat er op die balkonnetjes vaker mensen sliepen. Saskia Sein: ‘Wat ik eigenlijk van te voor wel wist is dat ze niet op die balkons moesten gaan slapen en dat heb ik ook wel eens gezegd tegen Ansje en Rosemarie. Maar ze sliepen daar toch. Ik zei ook tegen ze dat als de trein aangevallen zou worden ze wel via de deuren op de balkons binnen moesten komen. Er werd daar vaak geslapen. Ansje, Rosemarie en nog iemand. Ik vond het stom omdat je iedere dag de bevrijding kon verwachten.’
Janneke Wiegers: ‘Ze hebben op die halletjes geschoten om te voorkomen dat de kapers van het ene gedeelte van de trein naar het andere zouden gaan. Maar ze hebben ook op halletjes geschoten waar mensen sliepen en waar regelmatig mensen sliepen. Ja, daar sliepen regelmatig mensen, dat was gewoon hun slaapkamertje. Dus dat vind ik heel apart, want dat moeten ze toch gezien hebben met die infraroodcamera’s? Ze hadden toch precies in beeld waar iedereen lag? Kees Huybrechts sliep daar ook altijd. Ik herinner mij nog dat hij zei: “Ik steek hier in het halletje een kaarsje aan zodat ze weten dat ik hier slaap.” Hij zei: “Ik heb heel bewust dat kaarsje aangestoken zodat ze buiten konden zien dat hier iemand was.” En toch hebben ze dat halletje doorzeefd. Hij sliep daar meerdere keren.’
Bij telefonische navraag bevestigt ook Hendrien Maat dat er regelmatig mensen sliepen.
Leider Plaats Delict D. de Jong vertelt: ‘In de trein heeft afluisterapparatuur gezeten en onder de trein was de afluisterapparatuur door de kikvorsmannen geplaatst.’ Op de vraag of die geluidsopnamen een duidelijk beeld gaven wat er in de trein gebeurde en of er constant afgeluisterd werd, antwoordt De Jong: ‘Ja, altijd. Altijd. Want daar was je op gefixeerd. En er waren drie tolken waarmee ik heb zitten luisteren. Dat werd continu uitgeluisterd. En natuurlijk ook de andere apparatuur die in de trein zat, dat werd allemaal opgenomen. Dat weet ik zeker, want vaak zat ik de bandopnamen nog eens af te luisteren. We spoelden de banden regelmatig terug om telkens maar weer te luisteren. Er zijn dus bandopnames, maar waar die gebleven zijn? Ik heb daar geen idee van.’
Op beide balkonnetjes sliepen dus mensen en gezien alle waarnemingen lijkt het onwaarschijnlijk dat men niet heeft geweten dat dat gegijzelden waren. Het argument dat men dacht dat het kapers waren, strookt niet met de waarnemingen. De plaatsen waar alle negen kapers zich in de trein bevonden, staan ook nauwkeurig beschreven. Van iedere kaper staat exact aangegeven achter welk raamnummer hij of zij zich bevond.
Ansje Monsjou, zo stelt Van Brakel in zijn rapport voor het Gerechtelijk Laboratorium vast, werd geraakt door een tiental projectielen waarvan met zekerheid vastgesteld kon worden dat er zeven behoorden tot de munitie van de mitrailleurschutters, kaliber 7.62 met stalen kern. Van de andere drie zegt Van Brakel: ‘Van de stukjes lood 3 en 6 en het stukje kogelmantel 5 heb ik niet vast kunnen stellen tot welk soort projectiel ze hebben behoord.’ Ook werd Ansje getroffen door splinters die rondvlogen bij het exploderen van de deur.

VOORSTE GEDEELTE VAN DE TREIN
Aanvalsgroep 5 onder leiding van Bertus Peeks bestaat uit vijf man, waarvan er vier een uzi dragen die op volautomatisch mocht staan. De vijfde is met een revolver bewapend.
Van deze groep gingen de vier uzi-dragers, onder wie eenheidscommandant Peeks, bij binnenkomst in de trein naar de coupés waar ze Max, Georges en Domingus vermoedden. Als enige groep mochten zij hun wapens op automatisch hebben staan omdat er na dit gedeelte van de trein geen andere coupés meer waren en ze dus geen collega mariniers konden verwonden. Bij binnenkomst in het portaal moesten ze links de hoek om het gangpad in naar de kleinere coupeetjes. Vandaar is er al in de lengterichting van de trein geschoten, langs de coupeetjes. In de cockpit werd een groot aantal patronen gevonden van zowel de precisie- als mitrailleurschutters en ook van de mariniers. Volgens marinier Victor Jansma (pseudoniem) was hij de enige die bij binnenkomst rechtsaf ging om met zijn megafoon in de herenafdeling de aanwezigen toe te roepen te blijven liggen. Hij was de revolverdrager.
Direct achter de cockpit bevonden zich twee coupeetjes: in de voorste, grenzend aan de cockpit werd Max Papilaya gevonden, en in de andere Domingus Rumahmory en George Alexander Matulessy.
‘Wat ik en mijn ploeg in de trein gedaan hebben is toch al verjaard. Voor verjaring staat 20 jaar en het is nu bijna 40 jaar geleden dus is het al tweemaal verjaard.” Aldus reageert Bertus Peeks als wij hem op 16 juli 2012 telefonisch om een interview vragen over zijn betrokkenheid bij de bevrijdingsactie. Op 26 juli sturen we Peeks een aangetekende brief met de vraag wat hij nou precies met die verjaring bedoelde.
Eenheidscommandant Peeks heeft niet meer gereageerd. Een snelle rondgang op internet laat zien dat het bij de misdrijven die voor een dergelijke verjaringstermijn in aanmerking komen, met name om moord gaat. Is dat waar Peeks op doelt en geeft hij in het telefoongesprek ongewild aan wat er door hem en zijn ploeg in de trein is aangericht? En als dat zo is, geldt in deze complexe situatie waarin diverse onderdelen van de krijgsmacht en politie onder verantwoordelijkheid van Justitie te werk gingen, dan eenzelfde verjaring? Complex ook omdat in het aanvalsplan sprake is van een krijgsgevangenenprocedure en er tevens gebruik werd gemaakt van de voor militairen verboden Hollow Point 5 munitie.
Maar niet alleen wat Peeks telefonisch zegt roept vragen op. In een publicatie uit 2000 stelt hij dat hij bij binnenkomst in de trein eerst dwars door de toiletdeuren schiet en dan door de schuifdeuren van de coupeetjes waarachter zich Max, Domingus en George zouden bevinden. Hij zegt dat hij de kapers ook niet meer levend heeft gezien. Maar klopt dat wel? Hitje Scholten, de politieman die na het beëindigen van de aanval als een van de eersten in de trein was en er vervolgens ruim een week onderzoek deed, zegt: ‘Max is de enige geweest die nog overeind is gekomen. Die andere twee zijn blijven liggen waar ze lagen. Max is dan nog overeind gekomen en heeft ook een confrontatie met de mariniers gehad, die hem gewoon hebben doodgeschoten. Op de bank lag er een en op de grond lag er een. (…) Max zat verder voorin en is nog gaan lopen. Die kant op.’ Waarbij hij op de tekening aanwijst hoe Max vanuit het coupeetje waar hij verbleef door het gangpad langs de coupé van Domingus en George in de richting van het portaal liep vanwaar de mariniers kwamen. En dat is de plaats die Scholten aanwijst als de plaats waar Max neergeschoten zou zijn.
Als reactie op wat Peeks suggereert over wat hij en zijn ploeg in de trein gedaan hebben en dat dat verjaard zou zijn, zegt Hitje Scholten: ‘Ik verbaas mij daar niet over, maar ik kan er ook geen uitspraak over doen. Maar ik begrijp wel wat hij bedoelt. Dat begrijp ik wel. Maar aan de andere kant… kijk, in zo’n situatie gebeuren zulke dingen gewoon.’
Natuurlijk dienen zich een aantal vragen aan: Wat hield die confrontatie met de mariniers in? Gaf Max zich alsnog over en hebben ze hem toch neergeschoten? En als hij buiten de coupé is neergeschoten, is hij daarna dan naar de coupé versleept en daar nogmaals beschoten? Staat dit in verband met wat Wim Fakkert, een van de gegijzelden die vlak achter dat portaal in de mannencoupé zat, hoorde? In een interview zegt hij dat hij onder de bank weggedoken heeft horen zeggen: ‘Heb je hem al doodgeschoten? Schiet hem dood!’ Fakkert heeft niets gezien, maar had wel het idee dat de kapers afgemaakt werden.
Van Brakel is er zeker van dat op Rudi na geen van de kapers nog heeft geschoten in de trein. Hij en de andere onderzoekers hebben daar geen sporen van terug gevonden.

Max John Papiliaya (16 januari 1952 – 11 juni 1977)
Uit het autopsierapport blijkt dat Max zijn verwondingen vrijwel gelijktijdig moet hebben opgelopen, omdat er bij alle wonden tekenen, hoe gering soms ook, van bloeduitstortingen waren. Er wordt vastgesteld dat er schoten vanuit verschillende richtingen op hem zijn afgevuurd, waarbij enkele ten dele in de lengterichting van het lichaam. Zo heeft Max een schotwond met een diameter van ongeveer één centimeter onder het jukbeen in het gezicht. De wond loopt over een lengte van veertien centimeter achter het oog door tot aan de linkerzijde van het achterhoofd. Een kogel was daar achtergebleven. In het rapport van Van Brakel staat: ‘Het projectiel is afkomstig van een pistoolpatroon kaliber 9mm para.’
Deze kogel is onmiskenbaar afkomstig is uit de uzi van een marinier binnen de trein. De munitie van de precisieschutters was van kaliber 5.65 en van de mitrailleurschutters 7.62 en hadden bovendien een stalen kern. Het is dus onomstotelijk te constateren dat Max een genadeschot in het hoofd heeft gehad door een marinier . De kogelresten die linksboven in de borstholte werden aangetroffen, waren van lood, eveneens kaliber 9 mm para. Bij een schotwond in het been werden wel stalen resten aangetroffen, wat erop duidt dat Max ook een schot van buiten de trein heeft opgelopen. Net links boven het sleutelbeen was een wond van anderhalve centimeter in doorsnee en er vlak naast een van 8 cm. ‘Lange beschadiging door hitte-inwerking’ wat erop duidt dat er een wapen direct in contact met het slachtoffer is geweest. Door de grote hoeveelheid bloedverlies die deze verwonding veroorzaakte, is dit een van de schoten geweest die tot de dood hebben geleid. Eronder liep een wondkanaal tot in de borstholte. Opmerkelijk is een schotwond met een doorsnee van 1 cm links in de rug met een loodrechte inslag, wat de waarschijnlijkheid dat het wapen, terwijl Max stond of lag, loodrecht op de rug was gericht niet uitsluit. Max liep in totaal rond de tien tot twaalf verwondingen op.

George Alexander Matulessy (30 juni 1956 – 11 juni 1977)
George werd samen met Domingus in de coupé achter die van Max gevonden. Hij werd door een vijftiental projectielen geraakt. In het laken op de brancard waarop hij de trein verliet, werden twee losse kogels met stalen kern gevonden die van de mitrailleurschutters afkomstig waren. Ook twee kogels die in het linker bovenbeen en het rechter bovenbeen werden aangetroffen, waren van hetzelfde kaliber en oorsprong. In het op de autopsierapporten gebaseerde verslag van forensisch patholoog Van de Goot wordt een drietal verwondingen van wezenlijk belang geacht: 1) een inschot in de rug met een schotkanaal door de nierregio tot aan de bekkenkam; 2) verbrijzeling van de knie; 3) een doorschot door het hoofd.
In het rapport van Van Brakel vinden we de kogel terug die de verwonding onder 1 veroorzaakte: een 9 mm para, wat betekent dat het schot door een van de mariniers in de trein moet zijn gelost. Ook hier is de kogel van uit een loodrechte positie de rug binnengedrongen, het schotkanaal loopt immers in het verlengde van het inschot tot aan de bekkenkam. Van dat schot en de verbrijzeling van de knie stelt Van de Goot vast dat George deze verwondingen vanwege de geconstateerde bloeduitstortingen bij leven opliep. Dit is een sterke aanwijzing dat George Matulessy door de aanvalsgroep van Peeks is beschoten nadat hij al gewond in de trein was aangetroffen. De schotwonden in de knie en in de rug duiden erop dat George ze mogelijk staande heeft opgelopen.
Bovendien is er de schotwond in het gezicht vlak onder het rechterjukbeen met een diameter van 1 cm. Dit schot ging door het hoofd heen en veroorzaakte links van het midden in het achterhoofd een uitschotwond met een haakse vorm. Wanneer dit schot bij leven gegeven zou zijn, had het onmiddellijk tot de dood geleid. Het autopsierapport vermeldt echter geen ‘vitale kenmerken in de vorm van bloeduitstortingen of bloeduitloop’. Hieruit volgt dat dit schot na het intreden van de dood is toegebracht, waarbij je je kunt afvragen: was dit een opzettelijk alsnog gegeven genadeschot? Wellicht zijn het dit schot en het schot door het hoofd van Max waar Peeks op doelde met zijn uitspraak over verjaring. Het is opvallend dat zowel Max als George schotwonden op ongeveer dezelfde plaats in het gezicht hebben: net onder het jukbeen. Bovendien verlopen de beide inwendige schotbanen van rechts onder naar links boven in het hoofd.
Hitje Scholten, die de doden in de trein heeft gezien en tevens bij de autopsies aanwezig was, zegt hierover: ‘Ik kan alleen bevestigen dat er inderdaad een schot in het hoofd zat. Of dat een genadeschot is geweest of dat ze op een lijk hebben geschoten, weet ik niet. Ik kan het niet bevestigen, maar ook niet ontkennen. Maar je moet kunnen zien of het een schot na of voor de dood is geweest. Dat is te zien. Als je namelijk een schot op een lijk geeft, krijg je geen bloeduitstorting meer. Daarbij moet je wel goed begrijpen dat het maar de vraag is of degenen die geschoten hebben wisten dat het een lijk was.’
Over de tien procent informatie die volgens Kloppenburg tot heden onbekend is, zegt Scholten: ‘Dat klopt ja, maar die tien procent krijg je nooit boven water.’

Domingus Rumahmory (22 maart 1960 – 11 juni 1977)
Domingus was de jongste van de kapers. Hij was 17 jaar. Hij had een twintigtal verwondingen. In het rapport van Van Brakel staat beschreven dat er zo’n 12 kogels of kogeldelen in het lichaam van Domingus aangetroffen zijn. In tegenstelling tot alle andere overledenen beperkt Van Brakel zich bij Domingus tot een summiere beschrijving. Een kogelfragment in het bovenbeen is niet anders geïdentificeerd als een stukje lood. Van alle andere kogels of fragmenten ervan zegt hij dat ze naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn van het kaliber 7.62 met stalen kern, de munitie waarmee de mitrailleurschutters van buiten de trein schoten. Het autopsierapport vermeldt verder diverse in- en doorschoten, onder meer in de benen, de hals, de romp en de schaamstreek. Het rapport geeft ook aan dat Domingus, gezien de verschillende richtingen waaronder de schoten zijn toegebracht, tijdens de beschieting van positie is veranderd. Dit kan echter ook betekenen dat er vanuit verschillende richtingen op hem is gevuurd. Zowel bij een verwonding aan het hoofd, waarbij de kogel via de hals intrad, als bij verwondingen aan het hart en de aorta kwamen grote hoeveelheden bloed vrij, wat erop duidt dat deze verwondingen bij leven zijn opgelopen. Het lijkt erop dat Domingus door vuur van buiten is omgekomen, of er door de mariniers nog op hem geschoten is is met deze informatie niet vast te stellen dat er door de mariniers nog op hem geschoten is. Tegelijkertijd is dat niet uit te sluiten.
COCKPIT
Opmerkelijk is ook dat een aantal mariniers blijft volhouden dat er tijdens hun aanloop naar de trein vanuit de cockpit met een automatisch vuurwapen zou zijn teruggeschoten. Marinier Victor Jansma : ‘Die voorin de trein waren niet gelijk dood, daarvandaan is nog fors teruggeschoten en de ricochets schoten in het talud. Ik zag dat terwijl ik helemaal achteraan liep, dan kan je nagaan wat de jongens vooraan de stoet te verduren kregen.’ Ook marinier Ruud (peudoniem) in Dutch Approach zegt dat hij een wapen uit de cockpit zag komen, en eenheidscommandant Peeks heeft dat bevestigd.
In de trein beschikten de Molukkers over maar twee pistoolmitrailleurs: de uzi van Rudi, die zich elders in de trein bevond, en een Sten MK II. Deze Sten werd inderdaad voorin de trein gevonden met in de houder nog 17 patronen. Het magazijn kan maximaal 32 patronen bevatten. Als er teruggeschoten is, zijn er dus maximaal 15 patronen afgevuurd. Opvallend is dat de drie deskundigen die in de trein onderzoek deden, het er unaniem over eens zijn dat er niet vanuit de cockpit is teruggeschoten. Ze hebben daarvoor geen enkel spoor aangetroffen. Bovendien is op de beelden van direct na de bevrijding te zien dat er geen enkel cockpitraampje openstaat. Daarbij komt dat je wel een heel slechte schutter moet zijn als je niemand raakt wanneer je met een volautomatisch wapen als de Sten MKII met een vuursnelheid van 450 tot 500 patronen per minuut op een aanstormende groep van minimaal 35 man vuurt.
Dat Peeks, zoals hij in 2000 aan Bootsma vertelde, bij binnenkomst met zijn mannen eerst flink door de deurtjes heeft staan schieten, lijkt onwaarschijnlijk. Wanneer vier man dat met uzi’s doen, worden er binnen enkele seconden een honderdtal 9 mm para patronen afgevuurd. Een uzi heeft immers een vuursnelheid van 10 patronen per seconde, zo’n 600 per minuut. Bovendien stelt Peeks dat hij bij binnenkomst al op de toiletdeuren schoot. Met 25 patronen per magazijn is het wapen bij het geven van een salvo dan al in tweeënhalve seconde leeg.
De verhalen van Peeks, die overigens adviseerde bij het maken van de televisiefilm De Punt, mogen als stoere praatjes voor collega mariniers die elders in de trein opereerden beschouwd worden. Het is hetzelfde verhaal als bij marinier Rinus die Hansina trof: door stoere verhalen over salvo’s te vertellen verkeren ze kennelijk in de veronderstelling dat wat zij daadwerkelijk hebben gedaan, verborgen zal blijven.
Er zijn overeenkomsten bij de schoten die Max, George , Ronnie en Hansina opliepen; gevieren hadden ze inschotwonden net boven het sleutelbeen die doorliepen tot in de borstholte. Max en George hadden tevens doorschoten in het hoofd met een inschotverwonding net onder het jukbeen. Hansina en Ronnie hadden doorschoten door het hoofd met respectievelijk een inschotwond net achter het oor en in de kaakhoek.
Kees Kommer, toentertijd plaatsvervangend commandant van de precisieschutters, zegt in een interview in 2012: ‘Als Hansina nog leefde dan was het de taak van de mariniers om haar te arresteren. Dat was de opdracht, althans de opdracht die ze hadden moeten krijgen: arresteren en niet afmaken. En als ze zelf ook nog zeggen dat ze door de deuren van de toiletten hebben geschoten… Dat kan niet, dat is nooit de opdracht geweest. Ze hadden de opdracht ze te arresteren en als je dan blind door deuren schiet terwijl je weet dat daar mensen kunnen zitten, dan is dat buiten je bevoegdheid en strafbaar. Als je naar de technieken van een arrestatieteam kijkt, die vuren niet zomaar door een deur. Die trappen ze eerst open en vuren dan nog niet. Ze vuren alleen als er een wapen op hen gericht wordt.’
34 precisieschutters, waarvan er 28 vanaf de lage kant van de trein vuurden en zes vanaf de hoge kant; minstens twee mitrailleurschutters van de landmacht; zes straaljagers; drie pelotons mariniers, waarvan er 36 op de trein afstormden; vijf kikvorsmannen bewapend met uzi’s, explosieven en vuurwerk. Het is een overmacht aan geweld die eigenlijk niets anders tot doel kan hebben gehad dan het doden van alle kapers. Een trend die in de jaren ’70 door heel Europa waarde: geen overlevenden onder terroristen. En je kunt je afvragen of de mariniers wel zo professioneel waren. Tijdens de belegering gedurende die drie weken werden er vier vanwege dronkenschap en wangedrag naar huis gestuurd, zo blijkt uit door WV ondertekende stukken uit het Nationaal Archief. Dezelfde WV constateert op 7 juni ook: ‘De afgelopen week konden twee zwaarbewapende mariniers straffeloos dronken in hun jeep stappen en zigzaggend wegrijden.’
Op de vraag of een aantal van de aanvallende mariniersmarinier zich mogelijk heeft laten lijden door wraakgevoelens voor de executies van gijzelaars bij Wijster zegt marinier Victor Jansma: ‘Wij liggen daar met een vijandsbeeld, dat klinkt misschien wat… maar zo is het natuurlijk wel. De meeste mariniers hadden ook Wijster meegemaakt en hebben mijnheer Butler uit de trein zien schieten. Als je, laten we wel wezen een landgenoot uit de trein ziet schieten… er waren in Wijster natuurlijk wel drie doden.’ Belangrijk is de vraag hoe het komt dat de Leider Plaats Delict, die een communicerende rol vervulde tussen het beleidscentrum in Assen en de militairen in het veld, volledig overtuigd was van het feit dat er geen geweld tegen gijzelaars zou worden gebruikt, terwijl de uitvoerenden, onder wie de mariniers en Kees Kommer, daar een heel ander idee over hadden.
Kommer zegt dat hij een dag voor de aanval van zijn superieuren te horen kreeg dat er executies plaats zouden gaan vinden en dat dat voor hem de enige reden was daadwerkelijk tot de aanval over te gaan. ‘Liever had ik nog een half jaar in de bagger gelegen, want dat is gewoon mijn werk, als ze er dan allemaal levend uitgekomen waren. Van het begin af aan heb ik gezegd niet aan de aanval mee te werken als er geen dreiging van executies was. Als nu blijkt dat ik bewust op het verkeerde been ben gezet, word ik alsnog woedend. Want om eerlijk te zijn, dit achtervolgt mij mijn hele leven al. Iedere keer als ik in Assen ben denk ik er aan. De reden dat ik hier nu met jou zit te praten, is dat er eindelijk gerechtigheid komt. Aan die gerechtigheid en waarheid wil ik voor honderd procent meewerken. Een parlementair onderzoek zou zeker op zijn plaats zijn. Er zijn onderzoeken geweest voor mindere zaken dan deze. Daarom doe ik dit, voor de waarheidsvinding. En daarom is dit zo belangrijk. En niet alleen om dit, maar ook om het onrecht dat ze is aangedaan vanaf het moment dat ze hier in 1950 aangekomen zijn. Als ze die mensen gewoon dienst in het Nederlandse leger hadden laten nemen, hadden we nu een heel ander verhaal gehad. Ik krijg steeds meer het idee dat er hier bij de trein vuile dingen zijn uitgehaald, dat er dingen zijn gebeurd die niet hadden gemogen.’
Direct na de bevrijding hebben alle ouders via een door hen ondertekend schrijven aan justitie de autopsierapporten van hun kinderen opgevraagd. Dat werd systematisch geweigerd. Uiteindelijk koos Justitie ervoor om patholoog anatoom Zeldenrust, die op geen enkele wijze bij de autopsies betrokken was, met de Molukse arts Tutuhatunewa te laten praten. Deze verklaart tegenover ons in een interview dat hij de rapporten zelfs niet gezien heeft en genoegen moest nemen met de zeer summiere informatie van Zeldenrust .Op zijn beurt lichtte hij de ouders in. De ouders hebben daardoor nooit dezelfde kennis op kunnen doen als door dit onderzoek naar boven is gekomen. Dat zou er op kunnen duiden dat justitie wel wist wat sommige van de mariniers aangericht hadden en dat graag in het verborgene wilden houden waarmee ze zich direct medeplichtig heeft gemaakt.
Tot slot: de monsterproductie Dutch Approach en het boek van Bootsma hebben veel dingen laten liggen. Marinier Ruud zegt aan het begin van deel vier van Dutch Approach dat hij ervan overtuigd was dat op één na alle kapers nog leefden toen zij de trein binnenkwamen. Als de interviewer vraagt hoe ze dan om het leven zijn gekomen, antwoordt hij: ‘Ja, dat hebben wij gedaan. Ja.’ En daar stopt het interview dan ineens. Verdere vragen zijn nooit gesteld. Wat is er dan precies gebeurt en hoe hebben jullie dat gedaan, en waarom? Wij vroegen ons dat wel af en zijn aan het werk gegaan, met dit verbijsterende resultaat.
De nabestaanden hebben zich inmiddels tot mevr. Mr. Liesbeth Zegveld gewend.

NAWOORD
Ergens op een zolder in Bovensmilde staat nog een koffer. Een koffer waarvan je zowel het deksel als de voorkant kunt openklappen. Hij bevat een aantal laden en in één ervan ligt onderin een keurig op de vouw gestreken Nederlandse vlag. Er bovenop een met een even keurige vouw geperst militair KNIL-uniform. In een andere lade bevinden zich militaire onderscheidingen die toebehoorden aan degene die ooit dat uniform droeg. De koffer is in bewaring gegeven aan zijn jongste zoon in de hoop dat bewaring zo lang mogelijk gegarandeerd is. Bijna alle ouders van de zes omgekomen Molukse jongeren liggen inmiddels ook begraven op de bergraafplaats Boskamp te Assen. Niet ver van hun kinderen. Het meest trieste is misschien wel dat dat ‘hier’ is en niet ‘op een andere plaats’: de grond waar beide generaties ieder op hun eigen manier zo hard en hoopvol voor hebben gestreden, die van een vrije Republiek Maluku Selatan.
Een traan van waarheid
Junus Ririmasse en Jan Beckers

Bronnen :
Drents Archief – Assen
Nationaal Archief – Den Haag
Nederlands Forensisch Instituut – Den Haag
Archief Nederlandse Spoorwegen- Utrecht
Utrechts Archief- Utrecht
Nederlands Instituut Militaire Historie- Den Haag
Universitair Medisch Centrum Groningen- Groningen
Documentaire “Dutch Approach”
Boek “De Molukse Acties.” (Peter Bootsma)
Boek “ Een wapen tegen terreur ” ( Christiaan van der Spek )
Boek “ Dit is een kaping.” Janneke Wiegers

Interviews :
Hendrien Maat – december 2012
Hermien Smits- januari 2013
Janneke Wiegers- maart 2013
Saskia Sein- maart 2013
Dhr. C. van Brakel- februari 2013
Dhr. C. Kommer- juli 2012
Dhr. Hitje Scholten- april 2013
Dhr. D. de Jong- maart 2013
Dhr. Jan Smit- april 2013
Dhr. J. D. Elema- september 2012
Dhr. A.A.M. van Agt- juni 2012
Dhr. F. Tutuhatunewa- augustus 2012
Dhr. Victor Jansma ( pseudoniem)- augustus 2012

Met bijzondere dank aan :
Nabestaanden Molukse – en Nederlandse slachtoffers

58 gedachtes over “Het drama van De Punt

  1. Ik ben molukse afkomst ben met de jongens eens
    Wij en derest van molukse afkomst.zij gewoon bedonderd door de Nederlandse regering wij voelen ons belazert.
    Ik voel de pijn nog steeds in mij elkedag wordt
    De haat sterker en als ik de buitenlanders van nu ziet die heeft het goed voormekaar dan onze ouders. Hun huizen zijn compleet .met vergelijking met onze ouders.
    Mijn dank voor dit verhaal.die mensen mogen wij niet vergeten ook al zijn wij niet bij maar vanuit binnen voel wij de pijn en trots dat wij
    Molukurs zijn….mena-muria

    • Ja wij waren verwende jongens en voor de buitenlanders die nu binnen komen is het bedje gespreidt, woning volledig ingericht en een goed huis geen barak.
      Ik kan de frustratie goed begrijpen van de Molukse gemeenschap ik voel met hen mee,
      maar had het niet anders gekund????
      Ik had eind jaren 60 drie klasgenoten van Molukse afkomst, daar had ik meer mee op dan met de rest van de klas.

      • Beste Jaap
        Nu heb je de kans om hier over met Molukse jongeren te brainstormen er is altijd een andere manier om uit dit dieptepunt eruit te komen gedeelde smart is halve smart. Respecteer ieder mens menswaardig gelijkwaardig in alle opzichten.Sluit verkrop jou frustraties niet op maar maak het kenbaar en toon solidariteit. VRIJHEID=VOOR ALLEN.

    • moeten wij als Nederlanders die geen onderscheid maken daar ook onder lijden ik die al jaren bevriend ben met een molukse vriendin xx ellen

  2. Ja NEDERLANDSE GEGERING wordt tijd je schuld te bekennen……..
    Beloofd is beloofd en beloftes maakt schuld. Souvereineteidsoverdracht.
    Feit: Ned Reg. het Molukse volk door de jaren heen onrecht heeft gedaan,
    door t rechtmatig bestaan van de R.M.S zaak nooit serieus heeft genomen.
    Dit uit brief van Vrije Zuidmolukse Jongeren 1975

    Nederlandse Regering en het Nederlandse volk, laat een ding duidelijk zijn
    Zelf met ijzeren ketenen of donkerecellen, en ja, of met de dood kan men de
    kracht van het Molukse ziel nie in de boeien slaan.

    Tahan tarus perdjuangan mu, Toma dan madju tarus.

    R.M.S LEEFT………Pele Putus………

    Emerson, Thankzzzzz

  3. Indrukwekkend werk. Wat na lezing en bezinning uiteindelijk rest is diepe schaamte. De Nederlandse schuld loopt op en lijkt me inmiddels torenhoog. (Nederlander en van dezelfde generatie als destijds de kapers.)

  4. Beste Jan Kaas,

    Bij deze kom ik terug op uw opmerking: “Wie met geweld dreigt of toepast moet ook accepteren dat dat weleens tegen je kan keren.”

    Ten eerste haalt u twee verschillende gebeurtenissen door elkaar. De machinist, die inderdaad onnodig is vermoord, is gestorven ten tijde van de kaping van 1975 in Wijster. Die gebeurtenis staat dus los van bovenstaand artikel.

    Ten tweede: Uw opmerking slaat eigenlijk op uw eigen regering. Het zijn uw voorouders die mijn en onze voorouders onnodig hebben vermoord, ten tijde van uw geschiedenis bejubelde “Gouden Eeuw”. Mijn mensen werden afgeslacht. Mannen en kinderen werden vermoord. Complete dorpen werden platgebrand. Vrouwen werden verkracht en later vermoord. En waarvoor? Alleen voor de specerijen en handel. Mijn volk werden meer dan 400 jaar onderdrukt door uw volk. En toen kwam de Tweede Wereldoorlog, waar wij onder valse voorwendselen naar Nederland werden gehaald, waar wij inderdaad schandalig werden behandeld. Nu vraag ik u: ” Wat uw regering deed met mijn voorouders, is dat geen sprake van terroristische daad of daden?

    Meer dan 400 jaar werden mijn mensen onderdrukt en vermoord. En nu slaan een aantal Molukkers terug in de jaren 70, staat heel NL gelijk op hun achterste poten! Nou sorry hoor. Wat er in de jaren 70 is gebeurd, valt in het niet, wat mijn mensen meer dan 400 jaar moesten doorstaan!

    Dankzij uw reactie weet ik weer dat het merendeel van de Nederlandse bevolking niet op de hoogte is van hun eigen geschiedenis. Namelijk de echte waarheid en niet dat halfgebakken, geromantiseerde, verdraaide waarheid wat u op school tijdens geschiedenis heeft geleerd. Daarom neem ik u ook niks kwalijk met uw reactie. Het is gewoon zielig. Ik adviseer u dan ook ten zeerste, om in het vervolg goed op de hoogte te zijn van uw en onzer geschienis alvorens u een reactie gaat plaatsen.

    Met vriendelijke groet,

    Emerson Terinathe

    • Duidelijk en helder antwoord. De Nederlandse staat moet zich diep schamen. Compensatie en berouw tonen is het minste wat de Nederlandse staat kan doen voor al het brute leed wat de onderdrukten hebben moeten doorstaan. Dit soort excessieve acties zijn en zullen blijven ontstaan zolang hier niks mee wordt gedaan. Actie reactie! Geweld is nooit goed te praten maar een onderdrukking leidt altijd tot ontploffing. Oog om oog tand om tand maakt de wereld blind.

    • ik begrijp jullie gevoelens maar wat kunnen onschuldige mensen in de trein en kinderen op etde lagere school in bovensmilde daar aan doen.

      met vriendelijke groet ellen

      • Zij kunne er nx aan doen ze zijn onschuldig….zo ook da Molukse volk, dat dit allemaal gebeurde ligt da schuld bij Nederlandse Regering.,

      • Mevrouw Ellen,

        Vooropgesteld. De onschuldige mensen in de trein en kinderen konden daar inderdaad niks aan doen. Het valt dan ook niet goed te praten, maar ik zal u in het kort uitleggen waarom men tot dat besluit is gekomen. Onze opa’s (ik ben 3e generatie) zijn besodemieterd door de Nederlandse Overheid. Er werden beloftes gedaan, die niet zijn nagekomen. Wij zouden hier maar een half jaar blijven. Eenmaal aangekomen werden zij ontslagen uit militaire dienst. Een militair zijn, is alles voor een trotse Molukse man.

        Zij werden tot op het bot gekrenkt en getergd. Zij werden in de jaren daarna compleet genegeerd. Op allerlei mogelijke manieren heeft men getracht tot een diplomatieke oplossing, maar er werden niet naar onze opa’s gehoord. Zij werden doodgezwegen. De 2e generatie ( onze vaders en ooms) pikten dit niet langer. Zij konden het verdriet van onze opa’s niet langer meer aanzien. En hoe kan je er dan voor zorgen dat er wel naar ons geluisterd werd? Door middel van geweld en datgene pakken waar we de Nederlandse Overheid het hardste raken, namelijk onschuldige mensen en kinderen.

        Nogmaals, het valt niet goed te praten, maar zoals het gezegde luidt: “Een kat in het nauw, maakt rare sprongen.”

        Met vriendelijke groet,

        Emerson

    • Hallo Emerson,

      Ik heb er persoonlijk weinig last van gehad dat mijn voorouders werden onderdrukt door iemand anders voorouders. Ik denk niet dat het om het verleden gaat, het gaat om de toekomst. Zolang wij in kunstmatige grenzen blijven geloven zullen er altijd dit soort conflicten blijven.

      Ik ben ook 3e generatie Molukker, mijn vader is hier ook niet geboren. Mijn moeder wel, mijn moeder is Nederlandse. Ik voel mij noch Nederlands, noch Moluks. Door de Molukkers werd ik als belanda gezien en door de Nederlanders als Molukker of buitenlander. Ofwel, we moeten niet kijken naar het verleden en de fouten die er toen zijn gemaakt, maar naar de toekomst en hoe we met z’n allen (het zijn niet alleen Molukkers en Nederlanders, maar er zijn nog veel meer zogenaamde Nationaliteiten) tot verzoening komen.

      Er zijn geen Nederlandse problemen, er zijn geen Poolse problemen, er zijn geen Marokkaanse problemen er zijn menselijke problemen. De één heeft het geluk hier te zijn geboren of vice versa (het is maar wat je onder geluk verstaat). We zijn immers allemaal mensen en hebben maar 1 thuis en dat is onze mooie blauwe planeet die voor ons kan zorgen als wij dat toelaten.

      Met vriendelijke groet,

      Een Wereldburger

  5. Een heel indrukwekkend verhaal. En Emerson je zal er altijd mensen als Jan Kaas tussen hebben zitten, die niet eens de moeite zijn om mee te discussiëren. Ik ben benieuwd hoe oud die meneer Jan Kaas is want echt volwassen klinkt het allemaal niet. Maar goed er zijn gelukkig ook genoeg mensen die Nederlander zijn en de Molukkers een hart onder de riem steken leg daar je focus op. Succes met het blijven vechten voor waar je recht op hebt.

  6. Ja Klaas jullie volkheld Jan Pieterzoons Koen, hij is wat je noemt een Terrorrist/Moordernaar/Plunderaar/Verkrachtrer/Uibuiter dus nix dan goeds
    en da noemen jullie een volksheld. Op school krijg je geen geschiedenis
    over de Molukken, omdat t een grote schande is voor Nederland
    dat Nederland en Indonesie twee handen op een buik zijn
    Nederland van op da hoogte is van wat Indonesie uitvreet met Molukse bevolking
    Nederland doet df zijn neus bloed en dit allemaal om economische belangen
    t goudenkoets is gestolen goud uit de Molukken.al d heren huis in Den haag
    etc etc……..Daarom worden wij in n hoekje gedrukt en krijgen geen aandacht.
    Nederland, SCHAAM JE.

  7. Wat een gelul zeg. NAtuurlijk staat als een paal boven water dat de Nederlandse regering deze mensen heeft belazerd en nog steeds voorliegt en niet accepteert dat het toen allemaal is misgegaan.
    MAar ook als een paal boven water staat dat er bij de Punt terroristen zijn gedood. Hoe maakt niet uit. Die lui hebben de keuze gemaakt om tot deze daad te komen…dus niet ouwehoeren nu. Heeft niets te maken met de mensen die destijds dit zaakje hebben geklaard..en zeer naar behoren. Daar was toen heel Nederkland het mee eens. Hoe dus nu de geschiedenis verkracht wordt is hetzelfde als de Nederlandse regering de geschiedenis verkracht m.b.t. de Molukse gemeenschap. QPO. Ruud

  8. Uitgangspunt is en blijft; waren ordinaire misdadigers welke gewapend ongewapende burgers in gijzeling nemen om zo kracht bij te zetten aan hun wensen, dat moet het uitgangspunt zijn en niet andersom wat nu gebeurt!
    Verder heel eenzijdig belicht, waren 2 gewonden aan mariniers zijde komt ik totaal niet tegen in het rapport, mariniers raken niet gewond met een partij-tje knikkeren, dus deze Jan de reporter heeft naar mijn mening bewust weggelaten om zo verhaal meer opgeklopt te krijgen, verder die Kees de KMAR liegt dat gedrukt sta en dat weet hij ook wel!! Duimzuigerij omzo maar in de belangstelling te staan,wel moet zeggen gelukt Kees.

  9. Ik kan mij de dag dat het gebeurde nog goed herinneren. Het was de 1e x dat ik mijn vader zag huilen. Ondanks dat ik 5 was nam hij ons kinderen mee naar de begrafenis onder het mom van ” onze kinderen wegbrengen”. Het heeft toen diep indruk op mij gemaakt…vooral het gezamenlijke gevoel van lamgeslagen zijn. Ik heb met tranen zitten lezen terwijl mijn dochter van 12 vroeg waarom? Ik heb het haar uitgelegd en ze wilde daarop graag de film zien. En dat deden we ondanks dat ze moest huilen af en toe sta ik erachter. Dit mag nooit vergeten worden. Ook niet bij de volgende generaties! MENA!!! MURIA!!!

  10. Een heel indrukwekkend verhaal.Als kind heb ik samen met een nichtje uit Apeldoorn vele uurtjes doorgebracht met de jongens en meisjes die daar waren.De Molukkers zijn een heel gastvrij volk,daar kunnen wij een voorbeeld aannemen.Ook in Deventer waren er vele familie,s, waar we ook altijd welkom waren..Als ik bovenstaande nu lees, geeft dit een heel ander beeld. Wat na lezing en bezinning uiteindelijk rest is diepe schaamte.Ik hoop dat mijn Molukse vrienden mijn excuses willen aanvaarden. Dit mag nooit vergeten worden.Sterkte en I LOVE YOU!

  11. De Molukkers zijn schandalig behandeld vanaf het moment dat ze gedeporteerd zijn naar nederland. De manier waarop een einde is gemaakt aan de treinkaping is een smet op de nederlandse geschiedenis. Een tijdje terug las ik dat de “bevrijders” alsnog een decoratie zouden moeten ontvangen; SCHANDALIG. Goed om de ware toedracht van de treinkaping en het einde daarvan te kunnen lezen. Moet opgenomen worden in de geschiedenis van nederland.

  12. Stank voor dank, V O.C houdt dan ook in de V = Verkrachting , de Indische mensen.de O = Onderdrukking ,de Molukken daar op de Molukken maar ook hier in Nederland , de C = Corruptie die door de Indonesieers overgenomen,hebben’.

  13. Een ding staat vast de waarheid zal niet boven water komen tenminste niet de eerste honderd jaar wat ik wel weet is dat orang2 putih jago omong kosong, ze beloven van alles, en ze zijn heel goed in het verdraaien van de waarheid hier weten ze alleen wat de molukkers in de jaren 70 hebben gedaan en niet wat zij zelf hebben uitgespookt

  14. Als schrijver van ” AIR MATA KEBENARA ” wil ik graag het volgende zeggen. Ten eerste dat ik het onderzoek in samenwerking heb gedaan met Junus Ririmasse en mevr. Nona Lumallesil.
    Wij hebben hier ook mee willen laten zien dat het heel goed mogelijk is de samenwerking tussen Molukkers en Nederlanders.Tijdens het onderzoek ben ik heel veel Nederlanders tegengekomen die nog steeds een groot begrip hebben voor de Molukse zaak. Maar daar zal ik later wellicht verder over berichten.
    Het hiernavolgende schrijf ik op persoonlijke titel :
    Het is mooi de reacties te lezen van Molukse jongeren hierboven.Molukkers hebben zich altijd strijdvaardig getoond.
    Maar niets is zwart/wit. Hoe komt het dat de RMS regering geld in moet zamelen om een seminar bij te wonen? De regeringskas lijkt daar niet voldoende middelen voor te hebben en dat is triest. Er wonen nu ongeveer 60- tot 70.000 Molukkers in Nederland en slechts een paar honderd zijn donateur van het strijdfonds waaruit de regering haar activiteiten moet zien te bekostigen. President Wattilete en zijn kabinet hebben enorme juridische successen behaald de laatste jaren waarvan uit één blijkt dat de RMS gerechtvaardigd geproclameerd is.
    De strijdvaardigheid en de verontwaardiging die in reacties geuit worden zijn goed, maar strijdvaardigheid kan ook in stilte gebeuren door de regering in ballingschap masaal te gaan steunen door donateur van het strijdfonds te worden. Op de RMS-site staat een formulier. Als slechts tien procent van de Molukse bevolking 20 euro per maand over zou maken bewerkstelligd dat dat de regering niet extra oproepen voor geld hoeft te doen om de strijd voort te zetten die de eerste generatie begonnen is. Jullie opa’s en oma’s want velen van de 2de generatie hebben hun ouders reeds begraven.
    En of je het nou wel of niet eens bent met die regering : het is de officiële regering en daarnaast kunnen jongeren natuurlijk altijd proberen een plaats binnen die regering te krijgen, er zijn genoeg ministersposten vacant.
    Niets is zwat/wit. Voor het onderzoek zij zo’n beetje alle Molukse organisaties in Nederland benaderd voor een finaciële bijdrage aan het onderzoek. Vrijwel niemand reageerde hier op, behalve de Stichting Zelfbeschikking Molukkers en Papoua’s. Zij stelde in een e-mail dat het onderzoek niet overeenkomt met de doelstelling van de Stichting. Maar dat is raar. De Stichting zegt voor zelfbeschikking te zijn en de negen strijders van De Punt streden daar juist voor en zes van hen hebben daarbij het leven verloren?
    Is het uitblijven van steun waardoor de onderzoekers alles zelf betaald hebben en dat bedrag was erg hoog, een teken van het failliet van Het Moluks volk als zodanig?
    Het lijkt er wel op eerlijk gezegd.
    Dan is er nog iets . Iedere staat waar ter wereld ook verplicht zich om de graven en monumenten van hen die gevallen zijn te onderhouden tot in de eeuwigheid. Dat is een plicht. Het monument van de zes van De Punt word door nabestaanden en overlevenden onderhouden. Misschien komt het omdat de RMS nog een relatief jonge staat is dat men dat oer het hoofd heeft gezien. Wanneer de RMS regering besluit het onderhoud over te nemen zou dat tevens een erkenning zijn dat degene die daar liggen als vrijheidsstrijders van de RMS gezien worden.
    Als laatste : op de begrafenis van de zes van De Punt waren 6000 Molukkers uit heel Nederland aanwezig. De rouwstoet te voet ging van Bovensmilde naar De Boskamp te Assen en vormde een indrukwekkend eerbetoon en samenhorigheid.
    Nu zijn er jaarlijks slechts een paar honderd man die de herdenking bijwonen en dat is triest. Zeker ook voor de nabestaanden die zich meer gesteund zouden voelen bij een meer massale opkomst.
    Maar het is nog meer dan een week voor het 11 juni is en de onderzoekers van bovenstaand rapport hopen en spreken de wens uit dat de verontwaardiging die het onderzoek opgeroepen heeft tot een veel groter opkomst van de herdenking zal leiden.
    Het is op dinsdag over een week, dus nog genoeg tijd om een vrije dag te regelen.

  15. De Nederlandse regering is hiervoor verantwoordelijk.

    Culpa in causa: niet erkennen RMS, schofferen Molukse KNIL-militairen en negeren en ontkennen van het zijn van het Molukse Volk heeft geleid tot de. Molukse acties.

    MENA MURIA!

    MENA MURIA!

  16. Ik ga er vanuit dat, ingreep met geweld, die door de Nederlandse regering werd genomen op 11 juni 1977, door haar staatshoofd, in dit geval Juliana, mede was ondertekend. Of vergis ik mij??? Zij plaatste als staatshoofd haar handtekening toch uit bij te nemen besluiten van de regering?? Zij werd, dat kan niet anders, voor de aanval, op de hoogte gebracht door haar regering over de voorgenomen aktie. Als dit werkelijk zo was, dan heb ik geen goed woord over voor het Koningshuis!!!

  17. WIJ ZIJN NOG NIET BEVRIJD:

    De Molukse vrijheid strijd is van af 1944 – 1950 genegeerd tegen gewerkt ontkent, akkoorden werden opnieuw opzettelijk verdraaid.
    Vanaf 25 April 1950 is de Republiek der Zuidmoluken RMS gerechtimatig uitgeroepen. ONZE STRIJD GAAT DOOR TOT AAN DE VOLEINDING VAN ONZE BEVRIJDING.
    OORLOG IS oorlog “K N I L” * * * *

  18. De Nederlandse regering heeft destijds zelf de lont in het kruitvat gestopt…
    Door de overeenkomst van Linggadjati anders uit te leggen dan de Indonesiërs en de Indisch-Nederlanders;
    en aanvullend met de politionele acties te starten

  19. Bill@, ik denk dat je een grote meloen op je kop heeft!! Jouw voormalig koningin Juliana als Staatshoofd was zeker op de hoogte voor die aanval!!!!!!

  20. Ik heb me, op zijn minst tot op zekere hoogte, verdiept in de motieven voor de kapingen in de jaren ’70. Ik was kind in die tijd. Ik vind ook dat de NL-se regering op schandalige wijze is omgegaan met het de Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen. En Nederland heeft bloed aan de handen als je kijkt naar het verleden.

    Wat ik steeds zie misgaan in discussies over dit onderwerp is dat er wordt gesproken over ‘Uw volk’ en ‘Mijn mensen’ als het gaat om wat er in het verre verleden is gebeurd. Niemand heeft de plicht om zich te verdiepen in de geschiedenis van het land waarvan hij ingezetene is. In ieder geval niet hier. Ik ben niet trots op het Nederlandse verleden, maar ik schaam me er ook niet voor. Ik kan er namelijk niets aan doen. Ik heb geprobeerd invloed te hebben op de standpunten van de regering maar ik heb geen invloed. Ik kan een reactie plaatsen zoals hier, maar verder kom ik niet. Ik wil daarom ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de daden van de regering uit het land waarin ik geboren ben. Ieder mens moet ergens geboren worden maar heeft geen invloed op waar dat gebeurt.

    Ik houd een willekeurige Molukker niet verantwoordelijk voor wat ‘zijn volk’ heeft gedaan. Wat kan hij daaraan doen? En ik wens niet verantwoordelijk te worden gehouden voor wat ‘mijn volk’ heeft gedaan. De Nederlandse regering, die kan iets doen. En die zouden iets moeten doen. Inspanningen om de misstappen uit het verleden goed te maken. En excuses. Voor alle wandaden en niet waargemaakte beloftes. Maar laten we alstublieft ophouden met die internet-oorlog van: ‘Ja, maar jullie zijn terroristen.’ ‘Ja, maar uw volk heeft in het verleden gemoord.’

    Van dat gedrag krijgen we nieuwe ruzies, nieuw geweld, nieuwe gekwetste kinderen die over 20 jaar wraak willen nemen voor hun ouders en ga zo maar door. Lijkt mij geen fijne oplossing.

  21. Pingback: Het onvoltooide verhaal van de Molukse treinkaping | NGALAA!

  22. Even de wikipedia-pagina raadplegen over de eerdere treinkaping bij Wijster (1975) lijkt me toch nuttig voor het broodnodige inzicht – voordat je denkt dat er daar in 1977 in de Punt allemaal vreedzame bloemenkinderen genadeloos afgeknald werden door een medogenloze regime.

    Begrijp me goed, ik heb toen ook al gedacht dat het zgn. ‘compartimenteren’ een goed gevonden eufemisme was voor het rücksichtlos doden van de gijzelnemers maar om daar nu zo veel jaar na dato opeens verschrikkelijk ethisch over te doen?

    Men gijzelt onschuldige burgers en behoort tot dezelfde groep die 2 jaar eerder bij een gijzeling maar liefst drie (3!) gijzelaars heeft geexecuteerd en eentje gemist maar wel gepoogd te doden – da’s nou niet direct het uitgangspunt voor veel krediet en vertrouwen in de vreedzame en geweldloze intenties van de groep… Ook dat er in onderlinge afgeluisterde gesprekken (met de gegijzelden!) de uit literatuur bekende klassieke toenadering tussen daders en slachtoffers naar voren komt vind ik begrijpelijk. We hebben zelfs een naam voor het fenomeen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Stockholmsyndroom

    In die gijzelingssituatie is het ook nog eens zo dat het in het belang van de gijzelnemer is dat de gegijzelden zich bij de situatie neerleggen en geloven dat het dreigement ze te doden alleen bedoeld is voor de ‘boze buitenwereld’ maar dat men voor de rest gezellig samen met de gijzelhouders koffie drinkt en op de beloofde pizza’s wacht.

    Ongeacht je plannen, voornemens en bedoelingen is toch echt de zekerste manier om niet doodgeschoten te worden als gijzelnemer gewoon geen burgers gijzelen en zeker geen schoolkinderen. In het politiek klimaat van die tijd was dat volstrekt duidelijk en volgens mij had iedereen er vrede mee. Zoveel jaar na dato dit als scoop te brengen lukt alleen bij het volstrekt ontbreken van historisch perspectief. Een oorlogsdaad levert nu eenmaal een oorlogsreactie op, What else is new?

    Ook nu nog hebben arrestatieteams in Nederland volgens de berichten Heckler & Koch MP5’s, ter beschikking, een wapen dat met een snelheid van 800 schoten per minuut een magazijn van 15 of 30 9mm kogels op de wetsovertreder kan sproeien: http://nl.wikipedia.org/wiki/Heckler_%26_Koch_MP5.

    Die neem je niet mee wanneer je te allen tijde ook de gijzelnemer wilt laten overleven.

    Voeg daarbij dat er in de periode 1970-1980 pas de eerste ervaring met gewelddadige gijzelingen met vuurwapens werd opgedaan (mariniers zijn géén politie) en je hebt een hele oude koe uit een allang gedempte sloot gehaald.

    • Theo, in al je stellingen heb je vanuit een bepaald standpunt gezien gelijk, maar jouw standpunt laat buiten beschouwing dat het niet ‘plain’ gewelddaden waren. Dat het gewelddaden waren ben ik met je eens, maar de reden waarom er anno 2013 nog steeds over wordt gediscussieerd is dat we het hebben over een groep mensen die al tientallen jaren lang slecht wordt behandeld door de Nederlandse regering. Ze kunnen zichzelf niet zijn, worden feitelijk onderdrukt.

      Jouw statement ‘Een oorlogsdaad levert nu eenmaal een oorlogsreactie op, What else is new?’ vind ik dan ook niet passend. Draai het eens om, stel dat jij uit je land word gemobiliseerd met de belofte na een aantal maanden te mogen terugkeren. En je wordt dan in een voormalig concentratiekamp gedumpt, waarna je tot de conclusie komt dat het helemaal niet de bedoeling is om je te laten terugkeren. Een soortgelijke daad van een regering roept toch ook gewelddadige tegenreacties op? Ook hier zou je ‘What else is new’ kunnen zeggen. Dat wil niet zeggen dat die tegenreacties goed zijn of dat we daarvoor begrip moeten opbrengen, maar helemaal onverwacht kun je het ook niet noemen.

      Dit is het nou juist. Door steeds maar te roepen: ‘ja, maar jullie hebben geweld toegepast, dus je moet niet zeuren over executies’ of: ‘ja, maar jullie hebben ons volk altijd zo slecht behandeld dus jullie moeten niet zeuren als wij ook een keer geweld toepassen’, help je deze kwestie niet. Kijk naar de feiten, en dan is mijn mening dat de Nederlandse regering aan zet is. Zij hebben een schuld terug te betalen en zouden excuses moeten maken. Dan kunnen we misschien eindelijk de ellende voor zowel Nederland als de Molukkers in dit land oplossen.

  23. Ik ga dit verhaal aandachtig lezen maar ik ben wel van mening dat de Nederlandse regering niet goed is omgegaan met deze zaak. Het begon al met het feit dat de Molukse gezinnen in WO2 kampen werden geplaatst. Hier schrok ik enorm van toen ik laatst kamp Westerbork bezocht.

  24. Pingback: Verslag Herdenking De 6 van De Punt & Oproep Parlementair onderzoek | initiatiefgroep 7for7

  25. Zolang er deze kaping niet onderzocht en de schuldigen aan deze moordpartij niet verantwoording hoeven af te leggen aan een internationaal tribunaal, net zoals met de moordpartijen door ook weer het Nederlandse leger in Indonesië niet is gebeurd, zolang blijft dit onrecht.
    Voor Srebrenicageldt het zelfde.

  26. Pingback: Dit is het moment | Emerson Terinathe

  27. ja jongens het is interessant dat de derde generatie daar nu nog over doorgaat. Maak mijn ouders waren in WWII 9 tot 14 jaar en hebben dat zwaar mee gemaakt. Dien ik dan nu als tweede generatie die haat door te dragen aan mijn kinderen? En met zijn allen daar treinkapingen gaan verrichten en de terrorist uit te hangen? Dat lost toch niets op man! Nee, je moet doorgaan met leven,. der zijn nieuwe generaties die het wel goed met je mee hebben.. Waar hebben we het nog over?!

  28. Was zelf drie dus weet er niet veel van, en ga ook niet oordelen. Wel kan ik de reactie van de situatie van toe goed voorstellen, weet ook wel dat iedere weldenkende Molukker de onschuldige slachtoffers betreurd en onnodig vond en vind.
    Er loopt een Molukker rond in de Wijert in Groninger die een kaper was (weet zo niet van welke treinkaping) niks mis mee en vocht voor het recht die de Ned. regering had toegezegd, heb met deze man een gesprek gehad en het enige waar hij op tegen was zijn twee dingen.

    Ten eerste het doden van de gijzelaars en ten tweede kaping van de school, de kapingen zelf heeft hij nooit spijt van gehad.

    De reden waarom kan ik begrijpen maar kan het ook niet goed praten, maar weet er veel te weinig van om te oordelen en veroordelen.

    Wel moet ik u complementeren met dit zeer uitgebreide verslag die ook nog zeer goed onderbouwd is, zeer interessant om te lezen.

  29. Ik heb een paar vragen: Werd de Nederlandse regering niet gedwongen om de 4000 K.N.I.L. militairen en hun familie te repatrieëren door een uitspraak van de Rechtbank in Den Haag in een kort geding aangespannen door sympathisanten van die militairen? Ik heb begrepen dat deze militairen het liefst op Ambon gedemobiliseerd wilden worden, maar dit werd niet toegestaan door de Indonesische regering, omdat dit gebied op dat moment in opstand was gekomen tegen Indonesië?
    Ik heb ook ergens gelezen dat vertegenwoordigers van deze militairen te horen kregen dat demobilisatie zou volgen op het moment dat men voet op nederlandse bodem zette, klopt dit?

  30. Een aantal reacties hier van met name Molukse maar ook Nederlandse landgenoten geeft precies aan waar het probleem hem zit. Wie het hardst schreeuwt, heeft volgens hen gelijk. De kaping bij de punt wordt overigens (door mij) keurig behandeld in het onderwijs evenals de relatie tussen of onderdrukking door Nederland en voormalig Indie. Mijn leerlingen oordelen gelukkig niet en luisteren naar de beide kanten van het verhaal. De kaping bij de punt was een onzinnige actie, beantwoordt met een onzinnige reactie. Helaas voor alle betrokkenen.

  31. Dank voor jullie onderzoek en de post. Ik schaam me diep voor het dit hoofdstuk uit de Nederlandse geschiedenis, het had nooit zo ver moeten komen. Een man een man, een woord een woord. Voor zover het zin heeft bied ik bij deze als Nederlander mijn excuses aan de Molukse gemeenschap van zowel toen als nu aan. Mea maxima culpa.

  32. Wat deze Molukkers hebben gedaan valt niet goed te praten natuurlijk maar ik heb er wel begrip voor als je de geschiedenis kent! Voor die mariniers, onze zogenaamde ‘supersoldaten’ heb ik geen goed woord over. Dit zijn gewoon moordenaars door de wijze waarop zij hebben gehandeld. Verjaard of niet, ik persoonlijk ben van mening dat deze gasten alsnog vervolgd moeten worden. Het zijn inmiddels mannen op leeftijd die er nog steeds prat op gaan met dat QPO gezever dat zij de gijzelaars hebben bevrijd. Die Peeks maakt het helemaal bond met zijn uitspraken. Het is tuig van de richel wat niks met professioneel optreden heeft te maken.

  33. Ongeacht de politiek, beloftes ed hebben de kapers gekozen zichzelf te plaatsen in een levensbedreigende situatie. Hier voor burgers te gebruiken is altijd fout. Slachtoffers, waarvan 6 de situatie zelf gekozen hadden en 2 slachtoffers die gedwongen in deze situatie zaten.

    • Wat je doet George, is een moeilijke situatie makkelijk proberen te maken. Maar dat lukt helaas niet door opmerkingen als: ‘Ongeacht de politiek, beloftes ed’. Het gaat nou juist om de ‘politiek, beloftes ed’. Je zou met evenveel recht kunnen zeggen: Ongeacht de gijzelingen, de executies e.d. heeft de regering fouten gemaakt en moeten zij met een oplossing komen. Maar ook dat is veel te kort door de bocht.

      Burgers verantwoordelijk houden voor de daden of wandaden van een overheid en ze daarvoor straffen is fout. Maar een volk beloftes doen, ze uit hun omgeving mobiliseren en ze slecht behandelen (bijvoorbeeld in een voormalig concentratiekamp stoppen en ze vernederen) is ook fout. De Nederlandse regering is al heel lang aan zet. Zij zullen vroeg of laat de Molukkers in Nederland hun excuses moeten aanbieden en in overleg moeten zoeken naar een oplossing. Anders komt er nooit een einde aan deze kwestie.

  34. Er is een probleem dat in alle conflicten over de hele wereld terugkomt. Ook in dit conflict. Er wordt niet vanuit het gezichtspunt van de andere partij naar het conflict gekeken maar alleen vanuit de eigen situatie. Je ziet het op dit forum ook terug. Nederlanders die alleen maar naar de gewelddadige acties van de jonge Zuid-Molukkers in de jaren ’70 verwijzen. ‘Dat hadden ze nooit mogen doen’ en ‘ze vroegen er zelf om’ lees je dan.

    De Molukkers zeggen steeds ‘door ons volk slecht te behandelen vraagt de Nederlandse regering zelf om gewelddadige acties’. Hoe begrijpelijk ook van beide kanten, door alleen vanuit je eigen situatie naar het conflict te kijken los je het nooit op. De enige manier om het op te lossen is begrip proberen te hebben voor de partij die jou schade heeft berokkend. Maar historische gezien zou het de Nederlandse regering moeten zijn die de eerste stap neemt. Gevolgd door een medewerkende houding van de president van de RMS. Als dat gebeurt zal eindelijk een einde komen aan een heel pijnlijk stuk van de geschiedenis van beide volken.

  35. JA die Nederlandse soldaten waren gewoon moordenaars. die de trein bestormden. hadden het doel om alle Molukkers te doden. wat ben je voor een hond om een vrouw in haar schaamstreek te schieten.
    en wat hebben wij een vieze regering. ik schaam mij dat ik een Nedelander ben.
    daarom zeg ik leve de RMS.

Plaats een reactie